Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8663/GA, 13 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           R-20/8663/GA      

Betreft              [Klager]

Datum              13 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de beslissing om hem als arbeidsgeschikt aan te merken.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 19 november 2020 dit beklagonderdeel ongegrond verklaard (ZS-ZN-2020-147). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D. Kisteman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is arbeidsongeschikt en de daaromtrent beschikbare stukken zijn bekend bij de medische dienst van het JC Zaanstad. De beslissing om klager arbeidsgeschikt te verklaren, is dan ook zowel onbegrijpelijk als onredelijk, daar geen sprake is van een verandering in klagers belasting c.q. arbeidscapaciteiten die deze beslissing zou kunnen rechtvaardigen. Zowel tijdens alsook vóór zijn detentie is klager volledig arbeidsongeschikt verklaard, vanwege beperkingen in zijn sociaal en persoonlijk functioneren. Deze beperkingen zijn destijds uit medisch onderzoek van een verzekeringsarts gebleken. Dat een gedetineerde buiten detentie geheel arbeidsongeschikt is verklaard, hoeft niet per definitie te betekenen dat dit oordeel binnen detentie ook dient te worden gevolgd. De arbeidsongeschiktheidsverklaring buiten detentie biedt echter wel inzicht in eventuele knelpunten die zich mogelijk voordoen voor wat betreft de arbeidscapaciteiten van klager in detentie. De directeur heeft uitsluitend naar de fysieke mogelijkheden van klager gekeken. Nu het mentale aspect niet in de beslissing is betrokken, heeft de directeur onzorgvuldig en onvolledig onderzoek verricht naar de vraag of klager daadwerkelijk arbeidsgeschikt is, terwijl dit blijkens klagers voorgeschiedenis juist een aanzienlijke rol speelt in de mate van arbeidsgeschiktheid. Ook mede gelet op de omstandigheid dat klager is aangemeld voor EMDR-therapie had het op de weg van de directeur gelegen om klagers psychische gesteldheid in ogenschouw te nemen. Voorts is niet duidelijk geworden waar de beslissing van de directeur op is gestoeld, nu klager niet beschikt over het onderliggende rapport van de inrichtingsarts. Ten overvloede geldt nog dat klager ondanks eigen inspanningen meerdere malen de dupe is geworden van onzorgvuldig handelen binnen de inrichting. Zo werd hem ten onrechte tegengeworpen dat hij verplicht was om deel te nemen aan de arbeid, terwijl hij in een huis van bewaring verbleef, en was er een kwestie rondom het uitbetalen van het basisuurloon en het daarbij behorende vraagstuk of klager daadwerkelijk had gewerkt. Klager voelt zich door deze misstappen niet serieus genomen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling

Reikwijdte beroep

De beroepscommissie constateert dat het beroepschrift zich (nog) enkel richt tegen de beslissing van de directeur om klager als arbeidsgeschikt aan te merken. Het beklagonderdeel inzake de toekenning van de kleur ‘rood’ in verband met het weigeren deel te nemen aan de arbeid, dat overigens ongegrond is verklaard, is in beroep dus niet meer aan de orde.

Inhoudelijke beoordeling

De beslissing om klager niet arbeidsongeschikt te verklaren, betreft een medisch-inhoudelijke beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) geen beklag openstaat. Het is immers niet de directeur die oordeelt over de arbeidsongeschiktheidsstatus van een gedetineerde. Voor klager staat een aparte procedure open. Deze procedure is geregeld in artikel 28 en verder van Penitentiaire maatregel (thans artikel 71b en verder van de Pbw). Deze procedure komt er in het kort op neer dat klager een verzoek tot bemiddeling moet indienen bij het hoofd van de medische dienst. Wanneer beiden er niet uitkomen, stuurt het hoofd van de medische dienst de klacht door ter verdere bemiddeling naar de Medisch Adviseur bij (thans:) het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Na ontvangst van het zogenoemde verslag van bemiddeling door de Medisch Adviseur staat voor de gedetineerde een beroepsmogelijkheid open bij de beroepscommissie.

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de beklagrechter zich bij klachten als deze onbevoegd moet verklaren om daarvan kennis te nemen (zie RSJ 30 juli 2017, 17/2979/GA). Nu de beklagrechter zich in deze zaak ten onrechte bevoegd heeft verklaard om van het beklag kennis te nemen en dit beklag ongegrond heeft verklaard, zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre worden vernietigd. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager heden in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein verblijft. Daarom zal de beroepscommissie het beklag niet ter bemiddeling voorleggen aan het hoofd van de medische dienst van het JC Zaanstad, maar de klacht rechtstreeks doorsturen naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en bepaalt dat de beklagrechter zich onbevoegd had moeten verklaren om kennis te nemen van het beklag inzake de arbeidsgeschiktheidsverklaring. Zij stuurt het medisch beklag door naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Deze uitspraak is op 13 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven