Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8487/GA, 23 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/8487/GA                               

Betreft [klager]

Datum 23 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege de weigering mee te werken aan een interne overplaatsing, ingaande op 4 maart 2020 om 11:45 uur (LW-2020-141);

b.         een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege klagers honger- en dorststaking, ingaande op 4 maart 2020 om 15:30 uur, die vanaf 6 maart 2020 extern ten uitvoer werd gelegd (LW-2020-142);

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 16 oktober 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. Y. Bouchikhi, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft op 19 oktober 2021 bij de directeur nadere inlichtingen opgevraagd. De reactie van de directeur is op 4 november 2021 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen. Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld op de inlichtingen van de directeur te reageren. Op 9 november 2021 is een reactie van de raadsman ontvangen, die aan de directeur is toegezonden.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in de afzonderingscel geplaatst, omdat hij een interne overplaatsing naar de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) heeft geweigerd. Die interne overplaatsing is op 6 maart 2020 door de voorzitter van de beroepscommissie geschorst. Het beklag tegen de interne overplaatsing is op 16 oktober 2020 gegrond verklaard. Daarmee staat vast dat de disciplinaire straf onrechtmatig is opgelegd. De disciplinaire straf is niet beëindigd, zoals de beklagcommissie heeft overwogen. Meteen nadat klager heeft vernomen van de schorsingsbeslissing, heeft hij de honger- en dorststaking beëindigd, dus voor de ordemaatregel was geen enkele noodzaak meer. De maatregelen zijn disproportioneel, zijn in strijd met het subsidiariteitsbeginsel en staan op gespannen voet met artikel 2, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Klagers raadsman heeft op 6 maart 2020 de PI Leeuwarden op de hoogte gesteld van de schorsingsbeslissing. Desondanks heeft de PI Leeuwarden de schorsingsbeslissing naast zich neergelegd en klager van de ene afzonderingscel naar de andere in de PI Zwolle geplaatst. Er is sprake van misbruik van bevoegdheid. Er zou in de PI Zwolle geen reguliere cel beschikbaar zijn, maar dat is nergens uit gebleken. De PI Leeuwarden wilde klager kennelijk niet meer hebben. Op deze gronden kan klager niet in een afzonderingscel worden gelaten.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het verweerschrift. Uit de nadere inlichtingen van de directeur blijkt het volgende. Bij de opening van de AIT op 4 maart 2020 werd klager intern overgeplaatst. Klager was het hier niet mee eens en hij werd vervolgens in de strafcel geplaatst, waarop hij in honger- en dorststaking is gegaan. Op advies van de arts was het de bedoeling dat klager naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) overgeplaatst zou worden. Aangezien daar geen plek was, is klager op 6 maart 2020 naar de PI Zwolle verplaatst. Daar is, anders dan in de PI Leeuwarden, 24-uurs zorg beschikbaar.

Uit informatie van de medische dienst blijkt dat klager op 7 maart 2020 iets heeft gegeten en gedronken. Daarna ging klager weer in honger- en dorststaking, omdat hij het niet eens was met zijn plaatsing in afzondering. Op 8 maart 2020 heeft hij weer gegeten en gedronken. Klager is op 8 maart 2020 in een reguliere afzonderingscel zonder cameratoezicht geplaatst in de PI Zwolle, in afwachting van zijn overplaatsing naar de PI Lelystad. Klager verbleef dus vanaf 8 maart 2020 in een afzonderingscel, terwijl de grond daartoe, de honger- en dorststaking, was vervallen. De reden daarvoor was dat er geen reguliere cel beschikbaar was in de PI Zwolle. In overleg tussen de PI Zwolle en de PI Leeuwarden is beslist om klager niet terug te plaatsen naar Leeuwarden, maar hem, in afwachting van zijn overplaatsing naar de PI Lelystad, in een afzonderingscel zonder cameratoezicht van de PI Zwolle te laten verblijven. Klager zou op 9 maart 2020 gaan, maar is uiteindelijk pas op 12 maart 2020 overgeplaatst naar de PI Lelystad.

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

Op grond van artikel 24, eerste lid in verbinding met artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Op grond van artikel 24a, eerste lid van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Pbw kan de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andere inrichting worden ondergaan, indien de tenuitvoerlegging in de inrichting waar zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit.

Uit de stukken blijkt dat klager op 4 maart 2020 in honger- en dorststaking is gegaan. Daarom heeft de directeur klager in een afzonderingscel met cameratoezicht geplaatst. Op 6 maart 2020 heeft de directeur besloten de afzondering elders ten uitvoer te leggen.

Uit de schriftelijke mededelingen van 4 maart 2020 en 6 maart 2020 blijkt niet dat klager is gehoord voordat de beslissingen zijn genomen. De directeur verwijst in de beslissing van 4 maart 2020 naar het medisch protocol, maar daaruit blijkt niet dat gedetineerden bij een honger- en dorststaking niet zouden hoeven te worden gehoord. Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw is het verplicht om een gedetineerde te horen, voordat een ordemaatregel wordt opgelegd en voordat een afzondering extern ten uitvoer wordt gelegd. De beroepscommissie zal het beroep inzake beklag b. reeds daarom gegrond verklaren.

Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat, gezien klagers honger- en dorststaking, de beslissing van de directeur om klager in afzondering te plaatsen niet onredelijk of onbillijk is. Volgens de schriftelijke mededeling is, alvorens klager in een afzonderingscel met cameratoezicht te plaatsen, het advies ingewonnen van de inrichtingsarts. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 24a, tweede lid, van de Pbw. Op 6 maart 2020 heeft de directeur beslist de maatregel van afzondering extern ten uitvoer te leggen in de PI Zwolle. De arts heeft geadviseerd klager over te plaatsen naar het JCvSZ, maar daar was geen plek beschikbaar. Daarom heeft de directeur beslist klager naar de PI Zwolle over te brengen, omdat daar 24-uurs zorg beschikbaar is. Gezien de honger- en dorststaking van klager en de beschikbaarheid van een 24-uurs zorgafdeling in de PI Zwolle, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afzondering elders niet onredelijk of onbillijk is.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat klager op 8 maart 2020 is gestopt met de honger- en dorststaking. Hij is toen in een afzonderingscel zonder cameratoezicht geplaatst in de PI Zwolle. Afzondering is een ingrijpende maatregel waarvan de noodzaak voldoende dient te worden onderbouwd. De beroepscommissie is van oordeel dat het niet beschikbaar hebben van een reguliere cel in de PI Zwolle onvoldoende is voor de voortzetting van de afzondering nadat de honger- en dorststaking is beëindigd. De directeur heeft immers niet toegelicht waarom klager niet terug kon naar een reguliere cel in de PI Leeuwarden in afwachting van zijn overplaatsing naar de PI Lelystad.

Gelet op het voorgaande ziet de beroepscommissie reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €60,- (vier dagen x €12,50 en €10,- voor het niet horen).

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €60,-.

Deze uitspraak is op 23 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven