Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25553/SGA, 28 januari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:28-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/25553/SGA           

 

Betreft [verzoeker]

Datum 28 januari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Detentiecentrum Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 26 januari 2022 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van acht dagen, vanwege de omstandigheid dat zijn celgenoot positief is getest op het coronavirus, ingaande op 26 januari 2022 om 16:00 uur en eindigend op 2 februari 2022 om 00:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (DT-2022-68).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat zijn celgenoot op 24 januari 2022 klachten had die passen bij het coronavirus en op 26 januari 2022 positief getest bleek te zijn. Verzoeker bevindt zich sinds 24 januari 2022 in afzondering in het kader van een ordemaatregel, maar is hieraan voorafgaand niet door de directeur gehoord en heeft hiervan geen schriftelijke mededeling ontvangen. Hiermee wordt niet voldaan aan de formele vereisten die de wet stelt, aldus verzoeker. Verzoeker stelt zelf geen gezondheidsklachten te hebben en is niet getest. Volgens verzoeker is hem verteld dat hij de komende dagen samen met zijn celgenoot in afzondering verblijft op de meerpersoonscel, hetgeen niet overeenkomt met het landelijk beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat zowel verzoeker als zijn celgenoot getest zijn op het coronavirus. Nadat verzoekers celgenoot op 26 januari 2022 positief getest bleek te zijn, is volgens de directeur besloten beiden officieel in quarantaine te plaatsen. Hiervan is een ordemaatregel opgemaakt. Verzoeker is niet gehoord nu de ordemaatregel is opgelegd conform de richtlijnen van het RIVM, aldus de directeur.

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. De voorzitter stelt vast dat in de bestreden beslissing staat vermeld dat deze op 26 januari 2022 aan verzoeker is uitgereikt, maar dat verzoeker niet is gehoord, omdat verzoeker in quarantaine gaat conform de binnen Nederland geldende maatregelen. De wet schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval niet van een van deze uitzonderingen is gebleken. Tevens merkt de voorzitter op dat op de website van de DJI staat vermeld dat het uitgangspunt is dat justitiabelen met klachten die kunnen duiden op een besmetting met het coronavirus uit voorzorg geïsoleerd dienen te worden op een eenpersoonscel en dat de eventuele celgenoot zonder klachten daarbij op een andere cel geplaatst dient te worden. Zo lang deze celgenoot geen klachten heeft, hoeft hij niet geïsoleerd te worden.

De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de ordemaatregel, de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. Bovendien is niet gebleken van een reden om van het huidige DJI-beleid af te wijken. De voorzitter zal het verzoek derhalve toewijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 28 januari 2022 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven