Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25431/SGA, 28 januari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:28-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25431/SGA

Betreft              [Klager]

Datum              28 januari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Klager] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 17 januari 2022 - in het kader van de maandelijkse toetsing - beslist tot het handhaven van de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst).

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (IJ-2022-000149) en van de nadere reactie op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman, mr. V.S.J. Chorus.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door en namens verzoeker is aangevoerd dat bij het nemen van de bestreden beslissing niet aan de formele vereisten is voldaan en dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Er is tijdens het gesprek op 17 januari 2022 niet gesproken over de toezichtmaatregelen en de directeur heeft ook geen belangenafweging per maatregel gemaakt. Verzoeker betwist dat sprake is van ondermijnend gedrag of voortgezet crimineel handelen in detentie. Hier is - na een maand monitoren - ook geen enkele onderbouwing voor gegeven door de directeur.

De directeur stelt dat een maandelijks evaluatiegesprek geen beslissing betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zodat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek. Verder verwijst de directeur ten aanzien van de noodzaak en de gemaakte belangenafweging van de directeur met betrekking tot de opgelegde toezichtmaatregelen naar de eerdere uitspraak van de schorsingsvoorzitter (RSJ 17 december 2021, 21-24728/SGA). Aan verzoeker zijn toezichtmaatregelen opgelegd voor de duur van zes maanden en tot op heden ziet de directeur geen aanleiding om deze toezichtmaatregelen aan te passen. De directeur merkt nog op dat de hoeveelheid ingediende klachten en schorsingen door verzoeker geen grond betreft voor de opgelegde toezichtmaatregelen. Ditzelfde geldt voor de ‘lelijke’ dingen die verzoeker heeft gezegd over de directeur.

De voorzitter overweegt dat, anders dan door de directeur is aangevoerd, de maandelijkse toetsing van de noodzaak voor het voortzetten van opgelegde toezichtmaatregelen een beklagwaardige beslissing van de directeur betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De voorzitter overweegt daartoe dat de directeur bij de maandelijkse toetsing kan beslissen om, indien daartoe aanleiding bestaat, de opgelegde toezichtmaatregelen aan te passen. Voorts volgt uit jurisprudentie van de beroepscommissie dat met betrekking tot de maandelijkse toetsing rechtsmiddelen openstaan.

Aan een gedetineerde die op de GVM-lijst is geplaatst kunnen door de directeur toezichtmaatregelen worden opgelegd. Hiertoe dient de directeur een eigen belangenafweging te maken die kenbaar moet zijn. Voorafgaand aan de maandelijkse toetsing over de noodzaak van de voortduring van de maatregelen dient de directeur de betreffende gedetineerde hierover te horen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de beslissing van de directeur niet aan de (minimale) vereisten die aan een beslissing tot voortzetting van de opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van de maandelijkse toets worden gesteld.

Uit het gespreksverslag van 17 januari 2021 komt naar voren waarover is gesproken, maar blijkt niet van een kenbare belangenafweging over de handhaving van de toezichtmaatregelen ten opzichte van de belangen van verzoeker. Volgens verzoeker is ook niet gesproken over de toezichtmaatregelen en dit wordt door de directeur niet weersproken. De mededeling dat de directeur tot op heden geen aanleiding ziet om de toezichtmaatregelen aan te passen, is daartoe onvoldoende.

Gelet hierop is er een spoedeisend belang om de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing te schorsen. De voorzitter merkt hierbij op dat het de directeur vrijstaat met inachtneming van de formele vereisten een nieuwe beslissing te nemen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist

Deze uitspraak is op 28 januari 2022 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door  mr. S. Jousma, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven