Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23437/GB, 27 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23437/GB

    

           

Betreft [Klager]

Datum 27 januari 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 augustus 2021 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) [inrichting].

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 21 september 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. R. van der Wal, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Aan klager wordt tegengeworpen dat hij zorgt voor conflicten binnen het Justitieel Complex Zaanstad. In de bestreden beslissing wordt dit echter niet gespecificeerd. Klager betwist dat hij conflicten heeft met medegedetineerden. Klager gedraagt zich al lange tijd goed. Verder zou hij zich ongevraagd bemoeien met de gang van zaken op de afdeling en zou hij daarbij dwingend overkomen. Ook dit punt is onvoldoende duidelijk gemaakt. Klager is hier nooit op aangesproken en er zijn hier ook geen rapportages over gemaakt. Klager is voorzitter van de Gedeco en deze rol brengt mee dat hij zich gevraagd en ongevraagd bemoeit met zaken die de inrichting aangaan. Klager heeft al aangegeven dat hij bereid is zijn taak als voorzitter op te geven, als de wijze waarop hij uitvoering geeft aan zijn rol op bezwaren stuit.

In de beslissing wordt verder gewezen op een krantenartikel van augustus 2021. In dit artikel wordt geïnsinueerd dat klager een negatieve invloed zou hebben op personeel en medegedetineerden. Klager herkent zich hierin niet en dit kan geen overplaatsing rechtvaardigen.

Hoewel het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) heeft geadviseerd om klager over te plaatsen naar een Afdeling Intensief Toezicht (AIT), is niet duidelijk gemaakt waarom dit de enige optie is om de gevoeligheden weg te nemen. Niet is gebleken dat er is gekeken naar alternatieven. In het GRIP-rapport is verder opgenomen dat klager geplaatst moet worden op de AIT, zodat klager, vanwege de voorzetting van het crimineel handelen, gemonitord kan blijven. Na plaatsing op deze afdeling blijkt dat onder monitoren wordt verstaan het afluisteren van de telefoongesprekken van klager en het controleren van zijn post. Dit kan ook op een reguliere afdeling in een PI. Het is aan de politie om onderzoek te doen naar de vraag of klager strafbare feiten heeft gepleegd binnen de inrichting. Bovendien is het GRIP-rapport opgesteld na de overplaatsing en kan dit dus hoe dan ook niet aan de overplaatsing ten grondslag liggen.

In de bestreden beslissing wordt een opmerking ‘ten overvloede’ gemaakt, waarin wordt verwezen naar de vaststelling dat klagers risicoprofiel op hoog is vastgesteld tijdens het laatste Operationeel Overleg. Een opmerking ten overvloede mag niet aan een beslissing ten grondslag liggen. Verder is het niet mogelijk voor klager om te reageren op deze vaststelling. Ten slotte is de toekenning van het risicoprofiel van tijdelijke aard.

In de bestreden beslissing is niet op deze argumenten ingegaan. Verzocht wordt het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

Standpunt van verweerder

In een krantenartikel van augustus 2021 wordt gesteld dat klager medegedetineerden en personeel intimideert en een nieuwe motorclub volledig aanstuurt vanuit het JC Zaanstad. Personeelsleden en gedetineerden zouden in vertrouwelijke gesprekken met de krant een onthutsend beeld hebben geschetst over de macht die klager zou hebben opgebouwd in het JC Zaanstad. Hoewel in de beslissing weinig concrete rapporten of sancties zitten, volgt uit het selectieadvies dat er onder het personeel van een andere afdeling binnen het JC Zaanstad verbazing is over de hoeveelheid bewegingsvrijheid die klager binnen de inrichting krijgt. De medewerkers zijn verbaasd hoeveel macht klager lijkt te hebben binnen de inrichting. Dat klager voorzitter is van de Gedeco, maakt niet dat hij zich op een hinderlijke wijze kan bemoeien met zaken die niet vallen onder de reikwijdte van het voorzitterschap. Overigens is dit onderdeel niet het enige dat ten grondslag is gelegd aan de beslissing tot overplaatsing. Dit moet in een groter geheel worden gezien.

Het geconstateerde gedrag in de inrichting, de waarnemingen van het gevangenispersoneel van andere afdelingen hierover, in combinatie met de krantenpublicatie en het naar aanleiding daarvan te verrichten onderzoek, hebben geleid tot de overplaatsing vanwege de rust, orde en veiligheid in de inrichting. Een diepgravend integriteitsonderzoek kan enkel naar behoren worden uitgevoerd zonder de aanwezigheid van klager in de inrichting. Ook zou klagers reactie op de publicatie hebben kunnen leiden tot veiligheidsrisico’s voor medegedetineerden of personeel.

Het GRIP-rapport is onderdeel van het onderzoek naar klager. Uit deze, na klagers overplaatsing opgemaakt rapportages volgt dat er meerdere strafrechtelijke onderzoeken lopen naar het plegen van strafbare feiten door klager vanuit de PI. Ook is er een briefje in zijn cel aangetroffen met daarop het woord ‘dodenlijst’ en meerdere namen.

Gezien het voorgaande is het risicoprofiel tijdens het Operationeel Overleg opgeschaald naar hoog. Hierdoor is het niet mogelijk om klager terug te plaatsen naar het JC Zaanstad, omdat deze inrichting niet is aangewezen voor gedetineerden met een hoog risicoprofiel. Deze onderzoeksresultaten, waarbij de onderzoeken nog niet zijn afgerond, maken duidelijk dat de onmiddellijke overplaatsing van klager de enige juist optie is geweest. Verder voert klager aan dat hij geen inspraak heeft gehad bij de toekenning van het risicoprofiel hoog. Het toekennen hiervan is naar haar aard een beslissing waar geen instemming van een gedetineerde voor is vereist. Dat het profiel kan worden afgeschaald is juist, maar dat is nu niet aan de orde.

Als klager zich wenst te beklagen over de plaatsing op de AIT, dient hij een beklag in te dienen op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet. Dit betreft immers een beslissing die is genomen door de directeur van de PI.

Klager heeft drie jaar in het JC Zaanstand verbleven. Als sporthulp en lid van de Gedeco heeft hij zeer veel contact gehad met verschillende medegedetineerde en personeel. Een uitgebreid onderzoek onder een grote groep gedetineerden en personeel zou dusdanig veel tijd kosten, dat het onredelijk bezwarend voor klager zou zijn geweest om voor een langere periode onderworpen te worden aan vergaande en belastende ordemaatregelen. Daarbij heeft het GRIP-rapport, samen met de inrichtingsbevindingen, ertoe geleid dat klager in het Operationeel Overleg is besproken en vooruitlopend daarop op een AIT is geplaatst. Nu het JC Zaanstad niet over een AIT beschikt, had klager na beëindiging van de ordemaatregelen alsnog overgeplaatst moeten worden naar een inrichting met een AIT.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in de gevangenis van het JC Zaanstad. Bij beslissing van 17 augustus 2021 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI [inrichting].

De beroepscommissie stelt vast dat de directe aanleiding van de overplaatsing is gelegen in het feit dat er in augustus 2021 een krantenartikel is verschenen en dat naar aanleiding daarvan verder onderzoek gedaan moest worden door en in het JC Zaanstad. In deze publicatie is opgenomen dat klager medegedetineerden en personeel intimideert en een (nieuwe) motorclub aanstuurt vanuit het JC Zaanstad. Personeelsleden en medegedetineerden zouden in vertrouwelijke gesprekken met de krant een beeld hebben geschetst van de machtspositie die klager zou hebben opgebouwd in de gevangenis.

Verder volgt uit het dossier dat klager regelmatig conflicten heeft met medegedetineerden en dat hij zich ongevraagd bemoeit met de zaken op de afdeling. Naar aanleiding hiervan is aan klager medegedeeld dat dit gedrag consequenties kan hebben voor het verdere verblijf in het plusprogramma. Medewerkers van een andere afdeling zijn er verbaasd over hoeveel bewegingsvrijheid klager heeft binnen de inrichting. Een en ander is voldoende geconcretiseerd. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om aan deze inlichtingen te twijfelen. De beroepscommissie stelt ook vast dat deze gedragingen niet behoren bij een redelijke invulling van het voorzitterschap van de Gedeco, dit in reactie op wat de raadsman hierover heeft aangevoerd.

Gelet op het voorgaande is het begrijpelijk dat er (diepgravend) onderzoek wordt gedaan in het JC Zaanstad en dat klager, vanwege veiligheidsrisico’s voor zowel de medewerkers als medegedetineerden en gelet op zijn (vermeende) positie binnen het JC Zaanstad, tijdens dit onderzoek wordt overgeplaatst naar een andere PI. Op deze wijze wordt het onderzoek zo min mogelijk gefrustreerd. Reeds hierom en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 27 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven