Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22530/GB, 25 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22530/GB           

 

Betreft [klager]

Datum 25 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 22 juli 2021 beoordeeld als een verzoek tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) en dit verzoek afgewezen.

Klagers raadsman, mr. F.A. van Katwijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 4 juli 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek. Op dit moment ondergaat hij de (gedeeltelijke) herroeping van een voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) voor de duur van 180 dagen. Daarna dient hij 117 dagen uitstel of afstel van een (andere) VI te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 21 juni 2022.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden in een BBA worden geplaatst, wanneer aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend, zoals bedoeld in artikel 20a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. In dat artikel is, in het tweede lid, bepaald dat re-integratieverlof voor extramurale arbeid op zijn vroegst kan worden verleend:

a.  bij een gevangenisstraf langer dan zes maanden, en

b.  gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde straf voorafgaand aan het moment waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel de invrijheidstelling.

Klager ondergaat – in het kader van zijn huidige detentie – een totale gevangenisstraf van 837 dagen. Gelet op de hiervoor genoemde bepalingen, kan aan hem gedurende maximaal een zesde deel daarvan, dus 139 dagen, voorafgaand aan zijn invrijheidstelling re-integratieverlof voor extramurale arbeid worden verleend. Dat is pas vanaf 2 februari 2022. De afwijzing van klagers verzoek is dan ook juist. Gelet hierop en nu de beroepscommissie zaken als deze in beginsel toetst op basis van de huidige stand van zaken, behoeven de gronden van het beroep geen nadere bespreking. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 25 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven