Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20052/GM, 7 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20052/GM           

 

Betreft [klager]

Datum 7 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de ‘zo nodig’-medicatie uit de map is verwijderd zonder hem daarover te informeren.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Zijn ‘zo nodig’-medicatie is weggenomen zonder mededeling aan klager. De medewerkers van de medische dienst hebben hun informatieplicht geschonden.

Standpunt van de inrichtingsarts

Inmiddels heeft het hoofd zorg de verpleegkundige expliciet de opdracht gegeven om niet zomaar de ‘zo nodig’-medicatie uit de ‘zo nodig’-map te verwijderen zonder medeweten van een gedetineerde, ook al is van deze ‘zo nodig’-medicatie al hele lange tijd geen gebruik gemaakt. Dit was de reden voor de verpleegkundige om in het geval van klager zijn ‘zo nodig’-medicatie te verwijderen. Klager heeft altijd toegang tot de medische dienst en kan ook altijd weer verzoeken om pijnmedicatie. Het equivalentiebeginsel is in dezen geen probleem, wel de in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst neergelegde informatieplicht voor zorgaanbieders.   

 

3. De beoordeling

Uit het medisch dossier blijkt dat in verband met hoofdpijnklachten in overleg met klager begin 2019 is gestart met het zo nodig verstrekken van ibuprofen. Een paracetamol zetpil werkt niet altijd voldoende en in die gevallen wil klager ibuprofen. Tot begin 2020 werden regelmatig tien tabletten ibuprofen voor klager aangevuld in de ‘zo nodig’-map. Het hoofd zorg heeft schriftelijk toegelicht dat van de ‘zo nodig’ medicatie al lange tijd geen gebruik was gemaakt en dat dit de reden was om deze medicatie te verwijderen. Bij pijnklachten is ook paracetamol voorhanden en de medische dienst is altijd toegankelijk. 

De beroepscommissie acht het begrijpelijk dat klager geïnformeerd had willen worden over de reden om de ‘zo nodig’-medicatie niet meer aan te vullen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts afdoende gemotiveerd waarom de ‘zo nodig’ medicatie niet meer is aangevuld. De beroepscommissie merkt daarbij op dat dit in die zin onzorgvuldig is gebeurd, dat dit niet goed met klager is gecommuniceerd. Dat had de inrichtingsarts wel moeten doen. Het achterwege laten van die mededeling alleen is echter niet voldoende om het handelen van de inrichtingsarts aan te merken als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, aanhef en onder a of b, van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven