Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22515/TA, 10 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22515/TA         

 

Betreft [klager]

Datum 10 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld over:

a.  de weigering toestemming te verlenen voor een bezoek van klager aan zijn hoogzwangere partner (Me 2021-92);

b.  de vermissing van goederen na klagers overplaatsing (Me 2021-275).

De beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 22 juli 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en […], jurist bij de instelling, via een videoverbinding gehoord op de zitting van 22 december 2021 op het secretariaat van de RSJ te Den Haag. Klagers raadsvrouw heeft bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Wat betreft de weigering van het bezoek is klager van mening dat er sprake is van een zodanig uitzonderlijke situatie (een hoogzwangere partner) dat niet zonder meer kan worden gesteld dat sprake was van een algemeen in de kliniek geldende regel. Binnen de kliniek werd afgeweken van het beleid bij overige patiënten wanneer sprake was van bijzondere situaties. Klager is van mening dat hem dit bezoek had moeten toekomen. Ook is klager van mening dat de beslissing onredelijk was. Klager heeft namelijk meerdere opties aangedragen alsnog zijn partner te kunnen zien: o.a. bijv. negatieve PCR-testen tonen en stelt zich op het standpunt dat de beslissing - gezien zijn uitzonderlijk bijzondere omstandigheden - onredelijk is.

De uitzonderingen rond kerst en oud-en-nieuw zijn gemaakt nadat klager zijn beklag had gedaan. Andere patiënten mochten wel op landelijk verlof. Met de baby gaat het momenteel goed. Klager kan elk weekend bij zijn partner zijn.

Over de vermiste goederen stelt klager dat een aantal goederen bij zijn overplaatsing in augustus 2020 van FPA Zuidlaren naar FPC Dr. S. Van Mesdag niet zijn meegekomen. Klager heeft na zijn overplaatsing meermaals en gedurende lange(re) periode op de afdeling aangegeven goederen kwijt te zijn. Hij stelt meermaals aan de kliniek te hebben gevraagd om updates maar dat hij deze nimmer heeft gekregen. Ook contact van de raadsvrouw met de instelling heeft niet mogen leiden tot het terugvinden van de vermiste goederen dan wel tot enige compensatie. Toen definitief (schriftelijk) bleek dat de spullen van klager zoek waren is binnen de termijn van 7 dagen een klaagschrift ingediend. Klager stelt zich op het standpunt dat het onjuist is zijn klacht niet ontvankelijk te verklaren. Klager heeft eerst zelf getracht het op te lossen. Er is geen inventarisatielijst of invoerlijst overgelegd. Klager heeft voldoende duidelijk gemaakt welke goederen hij mist en dat hij daadwerkelijk over deze goederen heeft beschikt. Klager verwijst naar RSJ 27 november 2012, 12/2560/JA.

Klager heeft na zijn overplaatsing twee maanden moeten wachten voordat hij zijn spullen kreeg, maar de vermiste spullen zaten er niet bij. Het gaat om een Nike Tech Fleece Trainingsjack, een parfum en douchegel en een tondeuse. De bon van Douglas heeft klager gekregen. Van de tondeuse heeft klager geen bon meer. Klager vermoedt dat de vermiste goederen in FPA Zuidlaren zijn gestolen doordat men daar de deuren niet goed afsluit.

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager klaagt over een algemene regel die voor alle patiënten geldt in verband met de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus, namelijk dat patiënten niet bij netwerkleden thuis konden komen. Klager heeft een periode zijn vriendin niet kunnen zien, zij was vanwege haar zwangerschap niet in staat naar de instelling te komen. Voor klager is een uitzondering gemaakt in verband met de situatie van zijn vriendin. Zo is hij tijdens de kerst en oud-en-nieuw bij haar geweest. Ook op 24 februari 2021 heeft klager zijn vriendin gezien in verband met de erkenning van het kind.

Klager heeft eind 2020 aangegeven dat hij goederen miste. De unitcoördinator heeft contact opgenomen met FPA Zuidlaren over de vermiste spullen, maar daar heeft men niets van klager kunnen vinden. Dit is aan klager teruggekoppeld en hem is meegegeven bonnetjes aan te leveren. Toen is er lange tijd radiostilte geweest tot april 2021. Uit de overgelegde bonnen blijkt niet dat klager de vermiste spullen in zijn bezit heeft gehad. De bon van Douglas betreft iemand anders en is niet gespecificeerd. De bon van het trainingspak is van een ander merk pak namelijk een Banlieue X Robey Sweatpak. 

 

3. De beoordeling

a.

De beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) voorziet niet in de mogelijkheid te klagen over een algemene in de instelling geldende regel. De beroepscommissie merkt echter op dat klager verzoekt om een specifiek voor zijn situatie geldende afwijking van deze voor alle patiënten geldende regel. Op dit verzoek heeft het hoofd van de instelling afwijzend beslist. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat in verband met de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus patiënten niet bij netwerkleden thuis konden komen. Het hoofd van de instelling heeft toegelicht dat in het geval van klager uitzondering op deze regel is gemaakt rond kerst en oud-en-nieuw en in februari 2021 in verband met de erkenning van het kind. Voor zover klager meent dat niet alleen op die momenten maar een uitzondering voor elk weekend had moeten worden gemaakt, volgt de beroepscommissie hem hierin niet. De beslissing van het hoofd van de instelling kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Op zich moet klager een tijd worden gegund om zaken eerst zelf trachten op te lossen. Dat daarmee een periode nodig was vanaf het moment van overplaatsing in augustus 2020 tot aan het moment van indiening van de klacht op 3 juni 2021 is door klager onvoldoende onderbouwd. Deze periode is daarmee zodanig lang van duur dat klager terecht niet meer in zijn klacht is ontvangen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft beklagonderdeel a, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel b ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 10 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven