Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7197/GA, 21 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7197/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 21 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de interne overplaatsing van de afdeling ‘zelfredzaamheid’ naar een reguliere afdeling.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 8 juni 2020 het beklag ongegrond verklaard (VU 2020/372 en VU 2020/474). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. O.J. Much, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is terecht ontvangen in het beklag. De beslissing was reeds genomen voorafgaand aan de daadwerkelijke interne overplaatsing. In ieder geval mocht klager redelijkerwijs menen dat de beslissing tot interne overplaatsing was genomen op grond van artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Klager is op 14 april 2020 van de afdeling ‘zelfredzaamheid’ overgeplaatst naar een reguliere afdeling, omdat hem door het gerechtshof een tbs-maatregel is opgelegd. Door de overplaatsing is sprake van een versobering van het regime en wordt klager beperkt in een aantal rechten en vrijheden. Zo heeft klager geen toegang meer tot de tuin, mag hij niet meer zijn eigen eten koken, mag hij niet meer dan wel veel minder skypen met zijn zoon en is het uitoefenen van sport sterk beperkt dan wel afgeschaft.

Klager is in cassatie gegaan tegen het arrest van het gerechtshof. Daardoor is de tenuitvoerlegging van de maatregel opgeschort. Er bestaat bovendien de mogelijkheid dat de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof zal vernietigen. Daarmee is de opgelegde tbs maatregel niet onherroepelijk. Gelet hierop valt niet in te zien waarom de ‘Beleidsnota zelfredzaamheid’ (hierna: de beleidsnota) in de weg zou staan aan klagers verblijf op de afdeling ‘zelfredzaamheid’. Klager mag er immers van uitgaan dat de beleidsnota betrekking heeft op een onherroepelijk opgelegde tbs-maatregel. De aan klager opgelegde tbs-maatregel is op 1 december 2020 onherroepelijk geworden.

Het voorgaande klemt temeer nu aan klager de tbs-maatregel reeds op 11 december 2019 was opgelegd en hij pas op 14 april 2020 is overgeplaatst naar een reguliere afdeling. Door klager maanden later alsnog over te plaatsen, is het vertrouwensbeginsel geschonden. Al eerder is door de directeur voor klager en medegedetineerden een uitzondering gemaakt op het criterium dat een gedetineerde in de laatste 36 maanden van zijn detentie moet zitten voor een verblijf op de afdeling ‘zelfredzaamheid’. Er is dan ook sprake van willekeur. Klager past – ook volgens het personeel – beter op de afdeling ‘zelfredzaamheid’ dan medegedetineerden die wel op die afdeling zitten. ‘Zelfredzaamheid’ is een pilot waarover niet de directeur, maar het afdelingshoofd had mogen beslissen.

 

Standpunt van de directeur

Op het moment dat klager zijn beklag had ingediend, was er nog geen beslissing genomen. Door een penitentiaire inrichtingswerker (piw-er) is gezegd dat klager overgeplaatst zal gaan worden zodra het arrest, waaruit blijkt dat aan klager een tbs maatregel is opgelegd, binnen is. Dit vanwege de standaardprocedure uit de beleidsnota. Deze opmerking van de piw-er kan niet worden aangemerkt als een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Van een interne overplaatsing hoeft geen beschikking te worden opgemaakt, waardoor er (nog) geen beslissing van de directeur lag. De Awb is niet van toepassing in PI’s.

Door administratieve handelingen omtrent de uitspraak in hoger beroep, heeft het enige tijd geduurd voordat klager is overgeplaatst. Dit betekent niet dat klager erop mocht vertrouwen dat hij niet meer overgeplaatst zou worden. Piw-ers en het afdelingshoofd hebben van meet af aan duidelijk gemaakt dat klager bij oplegging van een tbs-maatregel zou worden overgeplaatst.

De selectiecriteria uit de beleidsnota gelden voorts ook voor een herroepelijke tbs-maatregel. Gedetineerden dienen immers in de laatste 36 maanden van hun detentie te verblijven. Nu nog niet zeker is of de tbs-maatregel in stand zal blijven, is het niet duidelijk of klager in de laatste 36 maanden van zijn detentie zit. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat er in de beleidsnota geen ruimte is voor een belangenafweging. Dat klager al enige tijd op de afdeling ‘zelfredzaamheid’ verbleef, hoeft niet meegewogen te worden. Voorts is de afdeling ‘zelfredzaamheid’ bedoeld om te werken aan de re-integratie van gedetineerden. Klager heeft nog geen zicht op het einde van zijn detentie.

 

3. De beoordeling

Klager heeft op 20 februari 2020 een klaagschrift ingediend tegen zijn interne overplaatsing van de afdeling ‘zelfredzaamheid’ naar een reguliere afdeling. Klagers raadsman heeft op 21 februari 2020 namens klager eveneens een klaagschrift met voornoemde strekking ingediend. In beide klaagschriften staat als datum van de beslissing van de directeur 14 februari 2020 vermeld. Blijkens hetgeen ter beklagzitting is aangevoerd, hebben klager en zijn raadsman een klaagschrift ingediend nadat het afdelingshoofd aan klager heeft medegedeeld dat hij zou worden overgeplaatst op het moment dat het arrest van het gerechtshof binnenkomt. Het arrest van het gerechtshof dateert van 11 december 2019, maar is kennelijk pas later administratief verwerkt, waarna klager pas op 14 april 2020 daadwerkelijk is overgeplaatst naar een reguliere afdeling.

De beroepscommissie is van oordeel dat de mededeling van het afdelingshoofd in dit geval niet kan worden aangemerkt als beklagwaardige beslissing van de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid van de Pbw. Ten tijde van het indienen van de klaagschriften was er volgens de directeur door hem nog geen (formele) beslissing tot interne overplaatsing genomen. De beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen, temeer nu klager bijna twee maanden na indiening van de klaagschriften pas feitelijk is overgeplaatst. Daarmee is er sprake van een prematuur ingediend beklag. Hoofdstuk 6 van de Awb is overigens niet van toepassing in procedures zoals deze (op grond van artikel 1:6 van de Awb). De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 21 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven