Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20975/GM, 5 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20975/GM            

 

Betreft [klager]

Datum 5 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. R. Laatsman, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich over een onzorgvuldige behandeling en ondeugdelijke diagnose van zijn gebit, het ten onrechte trekken van zijn kies door de inrichtingstandarts en schending van zijn recht op een second opinion.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van 28 september 2021.

De inrichtingstandarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Drs. B.A. Geurts, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft na de behandeling ter zitting de inrichtingstandarts verzocht inlichtingen te verschaffen in verband met aanvullende vragen van de beroepscommissie en te reageren op het standpunt van klager zoals vermeld in het aan partijen toegezonden schriftelijk verslag van het verhandelde ter zitting. De beroepscommissie heeft de schriftelijke reactie van de inrichtingstandarts op 8 november 2021 ontvangen. Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De schriftelijke reacties van klager en zijn raadsman heeft de beroepscommissie ontvangen op 13 december 2021. 

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het beroep is tevens gericht tegen de niet ontvangen afwijzing van de door de raadsman op 26 maart 2021 bij de medisch adviseur ingediende klacht. Deze klacht is per gewone en aangetekende post verzonden en een ontvangstbevestiging hiervan heeft de raadsman niet mogen ontvangen.

Klager heeft al geruime tijd, minimaal anderhalf jaar, last van zijn gebit. In het verleden is hij bij de penitentiaire inrichting (PI) PI Leeuwarden door de aangewezen inrichtingstandarts behandeld, echter zonder deugdelijk resultaat, waardoor klager weinig vertrouwen meer heeft in die tandarts.

Inmiddels, in februari/maart 2021, is door een huisarts – opgeroepen van buiten de PI wegens koortsaanvallen bij klager – aanbevolen om klager door te sturen naar een kaakchirurg, omdat een van de tanden (nog steeds) was ontstoken en er geen goede behandeling had plaatsgevonden. Klager heeft zich hierover beklaagd bij de medische dienst. De medische dienst heeft echter hulp geweigerd en hem vervolgens naar dezelfde inrichtingstandarts gestuurd. Volgens de medische dienst had de huisarts dit alleen maar gezegd om klager te kalmeren.

Vervolgens heeft de inrichtingstandarts uit nood en vanwege de koortsaanvallen die het gevolg waren van verergering van de ontsteking, de betreffende kies getrokken. Dit tot teleurstelling van klager, die liever eerst de ontsteking had willen behandelen voordat de kies getrokken zou worden. Klager heeft ook begrepen dat het normaal is dat eerst de ontsteking wordt behandeld voordat er kiezen worden getrokken. Klager heeft, na weer discussie met de medische dienst, uiteindelijk antibioticum gekregen om de ontsteking te bestrijden en heeft nog steeds veel hinder van de pijn.

Door een ondeugdelijke diagnose heeft klager lange tijd met tandpijn rondgelopen. Dit was niet nodig geweest indien er onmiddellijk was ingegrepen en gehoor was gegeven aan de oproep van klager. In de tweede plaats is ten onrechte een kies getrokken terwijl er geen poging is ondernomen, aldus klager, om de ontsteking te bestrijden. Dan had eventueel voorkomen kunnen worden dat de kies zou worden getrokken. Kennelijk heeft de tandarts niet onderkend dat klager al die tijd tandproblemen heeft gehad.

De raadsman heeft ter zitting een nadere toelichting gegeven zoals vermeld in het schriftelijk verslag van het verhandelde ter zitting. Klager bleef bloedend tandvlees, ontstekingen en pijn aan zijn gebit houden. Klager heeft gevraagd om een andere tandarts te consulteren. Hij wilde dat consult zelf betalen, maar hij werd daarin belet door de medische dienst en moest naar de tandarts die hem eerder had behandeld. Klager is een recht ontnomen. Klager had liever eerst antibiotica gekregen, maar de tandarts heeft zijn kies onmiddellijk getrokken. Klager doet een beroep op artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Hij vindt dat hij niet de noodzakelijke zorg heeft gekregen voor zijn gebitsproblemen. Klager heeft niet de behandeling gekregen waar hij recht op had.

Klager heeft ter zitting, in reactie op een vraag van de voorzitter over de handgeschreven opmerking van de inrichtingstandarts bij de röntgenfoto van klagers kies, ‘op verzoek van patiënt extractie’, naar voren gebracht dat hij dat verzoek (om extractie) niet heeft gedaan. Klager heeft nooit gevraagd om zijn kies te trekken. Het is niet met klager besproken en hij heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Klager had al vóór oktober 2020 last van zijn kies. Er is toen volgens klager geen wortelkanaalbehandeling door deze tandarts gestart. Op 15 maart 2021 is de kies getrokken. Daarna kreeg klager een koortsaanval die drie dagen heeft geduurd. Er is toen niets met klager besproken en hem is geen alternatief aangeboden. Klager heeft ook schade geleden door de wijze waarop hij is bejegend.

Nadere schriftelijke reactie klager

Het is niet waar dat klager zijn klachten niet gemeld heeft bij de medische dienst. Na lang aandringen mocht klager uiteindelijk naar de tandarts. Wat deze toen precies heeft gedaan weet klager niet, maar het hielp niet. Klager had nog steeds pijn. Blijkbaar heeft de tandarts toen wat schoongemaakt, maar dat heeft ook niet geholpen. Uiteindelijk mocht klager samen met zijn casemanager bij de tandarts komen. Hij wilde doorverwezen worden naar de kaakchirurg. Na een uur tevergeefs wachten is klager vertrokken.

Standpunt van de inrichtingstandarts

Klager heeft, zo blijkt uit de tijdens verschillende detentieperioden gemaakte foto’s, een desolate dentitie. Uit het dossier, dat begint in 2017, blijkt dat de elementen 48, 36, 38, 28 en 27 ontbreken en dat later de elementen 18, 14, 24 en 16 zijn getrokken. Uit de aantekeningen van de tandarts van 17 januari 2018 en 24 januari 2018 komt naar voren dat de mondhygiëne benedenmaats is en dat klager adviezen (over element 14) in de wind slaat. Op 14 juli 2020 is element 16 gevuld. De caviteit bestond al geruime tijd, wat blijkt uit de foto’s van 20 mei 2019 en 28 april 2020. Klager heeft zich hiervoor niet gemeld. Op 6 oktober 2020 is er uit coulance een initiële endodontologische behandeling gedaan bij een parodontaal verzwakt element 16, omdat klager geen extractie wilde en één maand later weer naar buiten zou gaan. Daarna heeft hij waarschijnlijk pijn gehad, maar niet met de tandarts gesproken, zelfs niet toen zijn casemanager meekwam. Om iemand naar de kaakchirurg te sturen, wat de wens zou zijn van klager, moet de tandarts wel eerst de problemen kunnen inventariseren.

De brief van klager van 17 maart 2021 aan het hoofd medische dienst is een klacht over het niet honoreren van zijn wens een andere tandarts of een kaakchirurg te mogen bezoeken. Hij voelt zich hierin niet serieus genomen. Deze klacht kan niet geadresseerd worden aan de inrichtingstandarts, die de patiënt immers niet heeft gezien in de periode van 13 oktober 2020 tot 15 maart 2021. Bovendien moet de toestemming voor een second opinion van de directeur van de inrichting komen. In dezelfde brief van 17 maart 2021 heeft klager het ook over ‘complicaties’ na extractie van element 16. De inrichtingstandarts heeft deze complicaties niet zelf kunnen zien omdat hij de patiënt niet gezien heeft. De inrichtingstandarts heeft op 22 maart 2021 de huisarts hierover geadviseerd. De adviserend tandarts schrijft in zijn brief van 12 april 2021 dat het risico op een complicatie ook bestaat als klager door een andere tandarts wordt behandeld. Het voorbeeld is te vinden in het dossier bij behandeldatum 24 januari 2018.

In de brief van 26 maart 2021 heeft de advocaat het over een ondeugdelijke diagnose en niet adequaat handelen van de tandarts. Klager heeft de tandarts niet bezocht in de periode van 13 oktober 2020 tot 15 maart 2021, zodat deze argumenten geen hout snijden. De brief van klager aan de RSJ van 16 april 2021 gaat voornamelijk over de vermeende schending van rechten van klager waar de tandarts buitenstaat.

Verder is opmerkelijk wat in de aantekeningen van 15 maart 2021 staat. In de periode van 13 oktober 2020 tot 15 maart 2021 heeft de inrichtingstandarts klager niet gezien. Op 15 maart 2021 heeft de inrichtingstandarts een forse zwelling ter plaatse van element 16 geconstateerd. Op de foto was een apicale ontsteking te zien, die in de mond via een buccale pocket was te bereiken. De differentiaal diagnose luidde: parodontaal abces. Het element werd op verzoek van klager geëxtraheerd. Klager heeft in het verleden diverse extracties ondergaan en weet dus wat de gang van zaken is. Het is begrijpelijk dat het achteraf een teleurstellende ervaring is deze kies te moeten missen, maar het was een goede keuze, ook omdat de prognose ongunstig was.

Besproken is dat dit element paradontaal verval vertoonde, de ontsteking erg uitgebreid was sinds oktober 2020, er buiten niets aan gedaan was en sprake was van veel pijn en een zwelling. Uit het dossier blijkt dat de inrichtingstandarts pogingen heeft ondernomen om element 16 voor klager te behouden, door middel van restauratie en starten met een wortelkanaalbehandeling. De adviserend tandarts is na bestudering van het dossier ook tot de conclusie gekomen dat er zorgvuldig is gehandeld.

Naar aanleiding van de vraag van de RSJ of andere behandelopties zijn besproken verwijst de inrichtingstandarts naar de aantekeningen in het dossier bij 16 oktober 2020: de behandeling van de elementen 16 en 15 wordt conform de regels van het vademecum buiten gedaan in verband met het op handen zijnde ontslag. Dit zou inhouden: mogelijk afmaken van de gestarte wortelkanaalbehandeling en het vullen van caviteit 15 distaal. Op de dag van de extractie zijn geen andere behandelopties besproken omdat de inrichtingstandarts de keuze van de patiënt om de kies te verwijderen, ook de beste optie vond.

Naar aanleiding van de vraag van de RSJ of een second opinion of externe behandeling is besproken verwijst de inrichtingstandarts naar de brief van de adviserend tandarts. De inrichtingstandarts had verder geen rechtstreeks contact met klager. Dit liep via de medische dienst. Op 8 oktober 2020 heeft de inrichtingstandarts de medische dienst per e mail geantwoord dat een bezoek aan de kaakchirurg niet opportuun leek. Een voor 13 oktober 2020 gepland gesprek hierover is klager uit de weg gegaan.           

 

3. De beoordeling

In beroep ligt het medisch handelen van de inrichtingstandarts ter beoordeling voor. Wat namens klager over het niet ontvangen van een ‘afwijzing’ van de klacht van de medisch adviseur naar voren is gebracht, valt buiten de beoordeling in beroep..

De beroepscommissie stelt vast dat het door de inrichtingstandarts verstrekte journaal met bijbehorende toelichting een beeld geeft van de toestand van klagers gebit en de aan hem verleende mondzorg, al is dit beeld gebrekkig door de summiere verslaglegging en het beperkte aantal foto’s. Uit de verstrekte informatie komt niettemin naar voren dat klager al meerdere elementen heeft verloren, een slechte mondhygiëne heeft, dat dit leidt tot tandvleesontstekingen en mondgeur, dat klager meerdere keren een afspraak niet is nagekomen (op 8 november 2017 en op 13 maart 2018) of niet heeft willen wachten (op 13 oktober 2020) dan wel niet wilde komen (op 22 maart 2021) en dat hij zich alleen bij pijnklachten heeft gemeld. Ook komt naar voren dat klager zich niet heeft willen laten behandelen toen hij een ontsteking had (aan element 14 op 17 januari 2018) of geen vervolg op de (op 6 oktober 2020) ingezette wortelkanaalbehandeling van element 16 heeft gewild en dat hij zich pas meldde als de klachten te ernstig waren om nog eenvoudig te behandelen.

Uit het dossier blijkt verder dat op 6 oktober 2020 aan element 16 – met het idee dat klager een maand later een eigen tandarts kon bezoeken voor de vervolgbehandeling – een wortelkanaalbehandeling is gestart, wat klager echter heeft ontkend.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de door de inrichtingstandarts beschreven gang van zaken en de door hem aangeleverde medische gegevens. De beroepscommissie gaat er daarom (ook) van uit dat element 16 op 14 juli 2020 is gevuld en dat op 6 oktober 2020 een wortelkanaalbehandeling aan dat element is gestart, omdat klager geen extractie wilde en de ingezette wortelkanaalbehandeling buiten de inrichting een vervolg zou kunnen krijgen. Kennelijk heeft geen vervolgbehandeling plaatsgevonden en is het element, waarbij een forse ontsteking was ontstaan, op 15 maart 2021 alsnog getrokken. Mede gelet op de toelichting van de inrichtingstandarts, is niet aannemelijk geworden dat klager geen toestemming voor die extractie zou hebben gegeven.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat de inrichtingstandarts onzorgvuldig onderzoek heeft verricht of een onjuiste behandeling heeft uitgevoerd. Het is begrijpelijk en niet onzorgvuldig te noemen dat toen geen vervolgbehandeling van element 16 kon plaatsvinden en er opnieuw problemen ontstonden, tot extractie is overgegaan. Een antibioticum kan een ontsteking tijdelijk onderdrukken maar lost het probleem niet op. Een kaakchirurg zet pas een behandeling in als de tandarts de problemen heeft kunnen inventariseren. De omstandigheid dat klager na de behandeling pijnklachten had waarvoor pijnstilling is geadviseerd, leidt zonder meer nog niet tot de conclusie dat deze behandeling onzorgvuldig is geweest.

Met betrekking tot het recht op een second opinion, is de beroepscommissie niet gebleken dat de inrichtingstandarts dit recht niet heeft erkend of heeft geweigerd aan een second opinion mee te werken, waarbij in aanmerking is genomen dat klager een gesprek over een verwijzing naar de kaakchirurg op 13 oktober 2020 niet heeft afgewacht en de inrichtingstandarts klager in de periode van 13 oktober 2020 tot 15 maart 2021 niet heeft gezien en het contact via de medische dienst is verlopen.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, aanhef en onder a of b, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 5 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. A.A.J. Jeurissen en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven