Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22462/GB, 30 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22462/GB

              

Betreft [klager]

Datum 30 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 19 juli 2021 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met zes maanden te verlengen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […] en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 15 oktober 2021 in de PI Vught.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft inmiddels al achttien maanden in de EBI. Het verblijf in de EBI vergt veel van klagers mentale gesteldheid. Klager vindt dat zijn persoonlijke belangen na deze periode zwaarder dienen te wegen. Er dient nader te worden onderbouwd waarom het noodzakelijk is dat hij in de EBI moet verblijven en waarom hij niet op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) kan worden geplaatst.

 

Standpunt van verweerder

Sinds 2012 is sprake van een reeks aan liquidaties die samenhang hebben met de zogenoemde Mocro-oorlog. Klagers broer is in 2012 in de Staatsliedenbuurt geliquideerd. Klager speelt een belangrijke rol in een criminele organisatie. Hij is op 26 juni 2019 door de rechtbank veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens het medeplegen van moord (twee keer) en het medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd. Klager is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.

Uit het selectieadvies van 20 januari 2020 blijkt dat op 19 januari 2020 een poging tot ontvluchting heeft plaatsgevonden in de PI Achterhoek te Zutphen. Onbekenden probeerden met rookbommen het zicht te ontnemen aan de Centrale Meldkamer en de voorportier. Tegelijkertijd probeerden drie personen met een slijptol de tussenpoort tussen de ingangspoort en de hoofdingang van de inrichting open te slijpen. Dit mislukte. Klager bevond zich tussen het hek van luchtplaats 1 en het volgende penitentiaire hekwerk. Hij heeft contact gehad met zijn handlangers, maar het is niet gelukt om een opening in het hekwerk te maken. De handlangers hebben de inrichting verlaten.

Uit het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 10 december 2020 volgt dat de rechtbank, in de zaak tegen de verdachten die betrokken waren bij de ontsnappingspoging, ervan uitgaat dat het doel was om klager te bevrijden. Uit het GRIP-rapport van 4 februari 2020 blijkt dat in juli 2014 een liquidatie is uitgevoerd waarbij onderzoek heeft uitgewezen dat de moordenaars het eigenlijk hadden voorzien op klager. Uit selectieadviezen volgt dat klager naar de PI Achterhoek te Zutphen is overgeplaatst, omdat het gerucht ging dat men voornemens was om hem binnen de PI Krimpen aan den IJssel om te brengen, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

Klager is – blijkens het GRIP-rapport van 7 juli 2020 – betrokken geweest bij de voorbereidingshandelingen voor een moord op F. Klager is erop gebrand om F. ‘te pakken’ (en alle anderen die volgens hem te maken hebben met de moord op zijn broer in de Staatsliedenbuurt). Klager wordt niet vervolgd in dit onderzoek, omdat hij in een ander onderzoek al levenslang heeft gekregen.

Uit het GRIP-rapport van 27 mei 2021 blijkt dat het OM geen nieuwe informatie heeft met betrekking tot klager. De relevante informatie uit eerdere GRIP-rapportages is onverminderd van kracht. Het GRIP stelt dat het plaatsen van klager in een ander regime dan de EBI hem meer vrijheid zou geven om criminele zaken te regelen of te laten regelen. Dit zou een onaanvaardbaar risico vormen in termen van voortgezet crimineel handelen. Een ontvluchting of klagers dood zou een groot gezichtsverlies betekenen voor de Nederlandse staat en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten.

De directeur van de PI Vught meent dat voor klager nog steeds de criteria voor plaatsing in de EBI aan de orde zijn en heeft geadviseerd klagers verblijf in de EBI te verlengen. De selectie-adviescommissie heeft op 12 juli 2021 eveneens geadviseerd het verblijf van klager in de EBI te verlengen. Op de AIT zijn er weliswaar monitoringsmogelijkheden, maar niet alle op de AIT verblijvende gedetineerden worden standaard gemonitord. Hiervan is alleen sprake in een EBI-regime en daarom volstaat plaatsing op een AIT niet. Het Operationeel Overleg heeft aan klager een extreem hoog risicoprofiel toegekend. Dit gelet op de liquidatiedreiging, zijn contacten in een crimineel samenwerkingsverband, de media-gevoeligheid van zijn zaak en omdat er aanwijzingen zijn dat sprake is van vluchtgevaar.

Uit alle voorhanden zijnde informatie vloeit de noodzaak voort om klager optimaal te kunnen monitoren. Nu op alle afdelingen binnen het gevangeniswezen, met de EBI als uitzondering, klager in staat is om contact te onderhouden met medegedetineerden, die op hun beurt weer contact met derden voor hem kunnen leggen, is het risico dat klager opnieuw een ontsnappingsplan zal opzetten en uitvoeren sterk aanwezig.

Klager vormt nog steeds een extreem vluchtrisico en bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico. Hiermee wordt voldaan aan de criteria zoals genoemd in artikel 6, onder a en b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) en is een verlenging van zijn plaatsing in de EBI gerechtvaardigd. Het belang van inperking van voornoemde risico’s en gevaar weegt op dit moment zwaarder dan klagers belang bij een verblijf in een ander regime.

 

3. De beoordeling

De EBI is aangewezen als huis van bewaring (HVB) en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

Op grond van artikel 6 van de Regeling, kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:

a.  een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;

b.  bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is; of

c.  een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.

In artikel 26 van de Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht moeten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en bij de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke zes maanden daarna.

Klager is sinds 25 juli 2017 gedetineerd. Hij verblijft sinds 19 januari 2020 in de EBI. Klager is op 26 juni 2019 door de rechtbank veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Tegen dit vonnis is klager in hoger beroep gegaan.

Uit het selectieadvies van 20 januari 2020 komt het volgende naar voren. Op 19 januari 2020 heeft er in de PI Achterhoek een poging tot ontvluchting plaatsgevonden. Onbekenden probeerden met rookbommen het zicht te ontnemen aan de Centrale Meldkamer en de voorportier. Tegelijkertijd probeerden drie personen met een slijptol de tussenpoort tussen de ingangspoort en de hoofdingang van de inrichting open te slijpen. Dit mislukte. Klager bevond zich tussen het hek van luchtplaats 1 en het volgende penitentiaire hekwerk. Hij heeft contact gehad met zijn handlangers, maar het is niet gelukt om een opening in het hekwerk te maken. De handlangers hebben de inrichting verlaten. In de strafzaak tegen de handlangers blijkt dat de rechtbank ervan uitgaat dat het doel was om klager te bevrijden.

Daarnaast is van belang dat klager door de rechtbank tot een levenslange gevangenisstraf voor levensdelicten is veroordeeld. Daarbij zou klager – volgens het GRIP – ook betrokken zijn geweest bij voorbereidingshandelingen voor een moord op F. Klager zou er erg gebrand op zijn om F. ‘te pakken’ (en alle anderen die volgens hem te maken hebben met de moord op zijn broer in de Staatsliedenbuurt).

Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat aannemelijk is geworden dat – tot op heden – sprake is van een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 6, onder a, van de Regeling. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat verweerder, nu de b-grond ruimer is geformuleerd dan de a grond, ook de b grond ten grondslag heeft kunnen leggen aan de bestreden beslissing.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat toepassing van toezichtsmaatregelen en/of een plaatsing van klager op de AIT van een inrichting de genoemde risico’s op dit moment onvoldoende kunnen beperken, mede gelet op het gegeven dat alleen in het EBI-regime niet alleen klagers contacten, maar ook alle contacten van medegedetineerden worden gemonitord. De bestreden beslissing voldoet daarmee aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 30 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. R. Raat en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door de secretaris.

 

 

 

 

             voorzitter

Naar boven