Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24791/SGA, 22 december 2021, schorsing
Uitspraakdatum:22-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24791/SGA

Betreft              [Verzoeker]

Datum              22 december 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 10 december 2021 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (ZS-ZZ-2021/842 en 858).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

Uit de bestreden beslissing van 10 december 2021 komt naar voren dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ontoelaatbaar’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker telefonisch contact met de media heeft gezocht, daarbij namen van personeelsleden heeft genoemd en hiermee de huisregels en de Pbw heeft overtreden. Op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft de directeur vervolgens beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken. Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dient het enkele contact zoeken met de media te vallen onder ´ongewenst gedrag´ in plaats van ´ontoelaatbaar gedrag´. Gelet op de omstandigheden in dit geval waarbij onder meer de namen zijn genoemd van personeelsleden acht de voorzitter - voorlopig oordelend- het handelen echter zodanig ernstig en bedreigend voor het personeel, dat dit gedrag eveneens als ontoelaatbaar dient te worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 22 december 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven