Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24624/SGA, 14 december 2021, schorsing
Uitspraakdatum:14-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24624/SGA     

Betreft [verzoeker]

Datum 14 december 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het besluit dat hij met ingang van 23 november 2021 wordt ingesloten tijdens de voor de arbeid bestemde uren.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk PL-2021-1186).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op de wachtlijst staat voor arbeid, maar dat hij opeens tijdens de voor de arbeid bestemde uren tot nader order wordt ingesloten. Verzoeker voert aan dat dit via een formuliertje – en niet via een beschikking of ordemaatregel – kenbaar is gemaakt. Hoewel de ingangsdatum 23 november 2021 is, is dit hem pas op 7 december 2021 bekend gemaakt vanwege een quarantaine.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de directeur heeft beslist om alle gedetineerden die dit betreft niet meer te compenseren bij de activiteiten sport, arbeid, luchten en religieuze activiteiten (op vrijdag). Volgens de directeur is deze beslissing genomen door een ernstig personeelstekort, onder meer door de COVID-19 pandemie. Het is volgens de directeur onmogelijk alle gedetineerden hiervan een beschikking en/of maatregel te verstrekken, maar alle gedetineerden hebben persoonlijk een brief ontvangen over deze maatregel en er zijn ook informatiebladen op de leefafdelingen verstrekt, aldus de directeur. Dat verzoeker pas op 7 december 2021 op de hoogte was van deze maatregel is naar de mening van de directeur erg onwaarschijnlijk.

De voorzitter overweegt als volgt. Uit het voorhanden dossier komt naar voren dat verzoeker met ingang van 23 november 2021 wordt ingesloten tijdens de voor de arbeid bestemde uren (en dat hij niet meer wordt gecompenseerd voor verschillende activiteiten, waaronder de arbeid). De beslissing geldt tot nader order. Dit wordt ook niet door de directeur betwist. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat aan verzoeker geen besluit of ordemaatregel is uitgereikt, maar uitsluitend het bij het verzoekschrift overgelegde briefje.

De voorzitter overweegt allereerst dat verzoeker heeft gemotiveerd waarom hij pas nu schorsing vraagt (quarantaine), terwijl de maatregelen al op 23 november 2021 zijn ingegaan. De directeur heeft hierover alleen aangevoerd dat hij het onwaarschijnlijk vindt dat verzoeker het niet eerder wist, maar hij heeft dit niet onderbouwd. De voorzitter gaat daarom uit van de lezing van verzoeker en acht hem ontvankelijk in dit schorsingsverzoek.

Vervolgens overweegt de voorzitter dat niet valt in te zien waarom ten aanzien van verzoeker niet een individuele beslissing of ordemaatregel had kunnen worden genomen, met inachtneming van alle wettelijke vereisten daarvoor. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter ontbeert de huidige “beslissing” van de directeur om verzoeker in te sluiten tijdens de arbeid een deugdelijke, kenbare motivering. Onduidelijk is waaruit de compensatie van verzoeker hiervoor bestond en waarom dit niet meer mogelijk is. Bovendien is onduidelijk hoe lang de directeur verzoeker nog zal insluiten en niet zal compenseren.

Gelet op al het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. De voorzitter zal het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 14 december 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven