Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7208/GA, 28 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7208/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 28 december 2021

 

Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:

a.  de vermissing van een broek en T-shirt (ZS-ZO-2019-94);

b.  het ontvangen van onvoldoende arbeidsloon voor twee maanden (ZS-ZO-2019-98);

c.  het niet verwijderen van een disciplinaire straf uit het penitentiair dossier, terwijl het beklag tegen die straf gegrond is verklaard (ZS-ZO-2019-99).

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 5 juni 2020:

-    beklag a. gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming van €25,-

     toegekend;

-    klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b.;

-    beklag c. gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend.

De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak, ten aanzien van beklag a. tegen de hoogte van de tegemoetkoming en ten aanzien van beklag c. voor zover aan klager geen tegemoetkoming is toegekend.

De beroepsrechter heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Formele punten

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepsrechter hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Voor zover namens klager is geklaagd over het tijdsverloop tussen het indienen van de klaagschriften en de uitspraak van de beklagrechter, overweegt de beroepsrechter dat de wetgever geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan het overschrijden van de in artikel 67, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet genoemde termijnen.

Wat betreft het in beroep aangevoerde standpunt dat het onwenselijk is dat de drie qua onderwerp verschillende klachten in één uitspraak zijn gecombineerd, overweegt de beroepsrechter het volgende. Vanwege proceseconomische redenen kan de beklagrechter besluiten meerdere klachten van één klager in dezelfde uitspraak te combineren. De beroepsrechter zal het beroep tegen deze uitspraak ook om proceseconomische redenen in één uitspraak afdoen. Het zou kunnen dat de raadsman hierdoor de facto een andere (lagere) toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand krijgt, maar dat is een externe kwestie waar de beroepsrechter als zodanig niet mee van doen heeft. Hij ziet daarin dan ook geen reden om de gebruikelijke werkwijze aan te passen.

Inhoudelijke beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepsrechter niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.

 

Deze uitspraak is op 28 december 2021 gedaan door mr. drs. F.A.M. Bakker, beroepsrechter, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven