Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24379/SGA, 29 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:29-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24379/SGA

 

Betreft [Verzoeker]

Datum 29 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 23 november 2021 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker heeft aangevoerd dat hij onterecht is gedegradeerd naar het basisprogramma.

De directeur heeft aangevoerd dat verzoeker herhaaldelijk laat zien niet te willen meewerken aan zijn re-integratiedoelen. Volgens de directeur toont verzoeker onvoldoende verantwoordelijkheid en lijkt hij niet intrinsiek gemotiveerd te zijn om te veranderen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder de bestreden beslissing, blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is beoordeeld, omdat verzoeker “onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie”. Uit de bestreden beslissing volgt dat dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij dit gedrag is afgezet tegen het positieve gedrag van verzoeker (de onderdelen waarop zijn gedrag ‘gewenst’ is): “u laat zich aanspreken op gedrag”. Op grond van artikel 1d, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) heeft de directeur beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken. Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken.

Voorlopig oordelend heeft de directeur onvoldoende concreet gemaakt waaruit verzoekers ongewenste gedrag bestaat en waaruit de verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie zou moeten bestaan. Ook is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet duidelijk wat er van verzoeker wordt verwacht om in aanmerking te komen voor plaatsing in het plusprogramma, nu enkel door de directeur is benoemd dat verzoeker ‘ongewenst’ gedrag vertoont “doordat hij onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie”. In de schriftelijke reactie van de directeur op het schorsingsverzoek wordt opgemerkt dat verzoeker herhaaldelijk niet is verschenen op diverse trainingen, maar dit is niet in de degradatiebeschikking opgenomen en wordt bovendien ook in de schriftelijke toelichting niet nader geconcretiseerd. Gelet op het voorgaande is de bestreden degradatiebeslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onvoldoende gemotiveerd en zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 29 november 2021 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven