Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24237/SGA, 18 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:18-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24237/SGA          

 

Betreft [verzoeker]

Datum 18 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 12 november 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege verzoekers betrokkenheid bij een poging tot invoer van contrabande, ingaande op 12 november 2021 om 17.00 uur en eindigend op 26 november 2021 om 17.00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Eh 2021-542).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hetgeen de directeur heeft aangevoerd ter ondersteuning van de kennelijke aannemelijkheid van betrokkenheid bij de invoer van contrabande onvoldoende is om te kunnen concluderen dat verzoeker betrokken is geweest bij de poging tot invoer van contrabande en derhalve ook tot strafoplegging over te gaan. Namens verzoeker is ook aangevoerd dat de opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel heeft gekregen vanwege de betrokkenheid van verzoeker bij een poging tot invoer van contrabande op 7 november 2021. Op 7 november 2021 is er een poging gedaan om via de buitenzijde van de inrichting via de leefzaal van de afdeling waar verzoeker verblijft contrabande in te voeren. Op de afdeling waar verzoeker verblijft, is een ruit in stukjes uit de glaslatten gehaald. Deze is kennelijk vernield om het mogelijk te maken contrabande naar binnen te hengelen. Tijdens het hoorgesprek heeft verzoeker aangegeven dat hij even in de leefzaal is geweest om eten op te halen en om te bellen. De directeur stelt dat verzoeker ontwijkend was in zijn antwoorden en niet in ging op de gestelde vragen. Ook ontkende verzoeker betrokkenheid. De directeur acht het aannemelijk dat verzoeker verantwoordelijk is geweest voor de poging tot invoer van contrabande waarbij iemand van buiten door de gracht is gezwommen en gepoogd heeft contrabande af te leveren bij de leefzaal van de afdeling waar verzoeker verblijft. De directeur acht het aannemelijk dat verzoeker hier een actieve rol in heeft gespeeld en daarbij telefonisch aanwijzingen heeft gegeven aan iemand buiten de inrichting. Ook acht de directeur het aannemelijk dat verzoeker hoofdverantwoordelijk is voor de poging tot invoer van contrabande en dat hij gebruik heeft gemaakt van meerdere gedetineerden die rollen en taken op zich hebben genomen om de invoer mogelijk te maken. De directeur sluit niet uit dat verzoeker anderen, al dan niet onder bedreiging, werkzaamheden laat verrichten rondom de invoer van contrabande. Het is de directeur opgevallen dat de andere betrokken gedetineerden weinig bereid zijn om uitspraken te doen omtrent dit voorval.

In het schriftelijk verslag dat ten grondslag ligt aan de opgelegde disciplinaire straf is opgenomen dat er op verzoekers cel een big shopper tas met daarin een rol schuurpapier is aangetroffen. In voornoemd schriftelijk verslag is in het geheel niets opgenomen over de vermeende betrokkenheid bij een poging tot invoer van contrabande. Ook heeft de directeur geen andere stukken overgelegd waaruit die betrokkenheid zou blijken. Tevens ontbreken er verklaringen van medegedetineerden die volgens de directeur betrokken waren bij de poging tot invoer van contrabande en zijn er geen stukken overgelegd ten aanzien van het vermeende telefoongesprek met iemand van buiten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de door de directeur gegeven motivering de bestreden beslissing niet dragen, nu uit de stukken onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een poging tot invoer van contrabande met daarin betrokkenheid van verzoeker heeft plaatsgevonden. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 18 november 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven