Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3083/GV, 27 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3083/GV

betreft: [klager] datum: 27 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W.A.P. Doesburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 november 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft zich in 2001 onttrokken aan de voorwaarden van een schorsing van zijn detentie, vanwege de
thuissituatie. Klagers vrouw zat op dat moment psychisch in de knoei. Zij heeft een suïcidepoging gedaan. Het feit dat klager en zijn vrouw samen (kleine) kinderen hebben, maakte de situatie extra complex. Dit noopte klager ertoe zich te ontfermen over
zijn gezin, hetgeen hij vanuit detentie niet kon doen. Een wijzigingsverzoek omtrent de duur van de schorsing is afgewezen. Gedwongen door de thuissituatie heeft klager zich daarop niet gemeld. Voorts heeft klagers vrouw in Libanon een ongeluk gehad
met
haar auto, waardoor zij enige tijd in coma heeft gelegen. Dit vergde uiteraard ook de zorg van klager. Klager en zijn vrouw zijn afkomstig uit Libanon. Klager beschikt niet over andere geldbedragen dan het geld dat bij hem in beslag is genomen. Een
eventuele vlucht naar het buitenland wordt hierdoor niet vergemakkelijkt. Klager beschikte bij zijn aanhouding inderdaad over valse identiteitspapieren. Zijn originele paspoort is in 2001 door Justitie in beslag genomen. Aangezien klager familie in
Nederland heeft en hij deze zo nu en dan wenste te bezoeken, was het voor hem derhalve niet mogelijk onder eigen naam te reizen, aangezien daarmee de kans op zijn arrestatie zou worden vergroot. Gezien het relatief geringe strafrestant en zijn
modelgedrag in de inrichting is klager van mening dat zijn belang om met verlof te gaan zwaarder weegt dan het belang dat de Minister heeft bij mogelijke afwijzing van dit verlof. Klager beschikt over de Nederlandse nationaliteit en zijn verlofadres is
in Nederland. Klager zal zich houden aan eventueel te stellen voorwaarden. Wat betreft het vluchtgevaar zijn er geen feiten of omstandigheden aangedragen, waaruit het vluchtgevaar kan worden afgeleid. Het standpunt van de Minister dat klager door het
Ministerie van Buitenlandse Zaken op de arrestatielijst is geplaatst van de Verenigde Naties en op de terroristenlijst staat van de Europese Unie, is niet juist. De op de sanctielijst vermelde persoon is niet klager. Een journalist heeft van de
directie
Voorlichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vernomen dat niet kan worden beoordeeld of het om dezelfde persoon gaat. Verder overweegt de officier van justitie de strafzaak waarin klager verdacht wordt van witwassen te seponeren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is na een schorsing niet teruggekeerd in de inrichting. Klager heeft zich vijf jaar aan zijn detentie onttrokken en reisde in die periode op een vals paspoort. Op 17 maart 2006
is klager gearresteerd en is hij vervolgens opnieuw gedetineerd. Klager is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de arrestatielijst geplaatst van de Verenigde Naties. Klager staat daarnaast op de terroristenlijst van de Europese Unie. De
beslissing is tot stand gekomen na een zorgvuldige afweging en is niet onredelijk of onbillijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyderbos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven dat klager nog steeds als vluchtgevaarlijk is aan te merken. Klager is
geplaatst
op de sanctielijst van de VN en EU. Zolang nog niet bekend is of er tegen hem een arrestatiebevel is voor het VN-tribunaal van Liberia, dient klager, volgens de advocaat-generaal, geen verlof te krijgen.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft geen oordeel gegeven over een eventueel verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens heling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 juli 2008. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal 28 dagen gijzeling op
grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager voor een periode van vijf jaar zich aan zijn detentie heeft onttrokken en gedurende deze periode met vervalste identiteitsdocumenten heeft gereisd. De advocaat-generaal stelt in zijn advies dat klager is
geplaatst op de sanctielijst van de Verenigde Naties en de Europese Unie en dat jegens klager – althans zo begrijpt de beroepscommissie – een arrestatiebevel kan worden uitgevaardigd voor het VN-tribunaal van Liberia. De beroepscommissie heeft
vooralsnog geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze informatie.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal
derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven