Onderwerp: Bezoek-historie

Het LEGAD-project in Oeganda: een vliegende start

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage II

Het LEGAD-project in Oeganda: een vliegende start

Door luitenant-kolonel mr. A.C. te Lintelo en majoor mr. R. Zegers1

Inleiding

Nederland is al vele jaren actief in het Afrikaanse Grote Merengebied. Middels verschillende hulprogramma’s en projecten probeert het een positieve bijdrage te leveren aan zaken die de kern vormen van het Nederlandse buitenlands- en veiligheidsbeleid. Daarbij valt te denken aan armoedebestrijding en humanitaire hulp aan vluchtelingen, maar ook aan het bevorderen van internationale veiligheid en stabiliteit en mensenrechten.2 Hiertoe worden ook militairen van de Nederlandse krijgsmacht ingezet, waaronder militair-juristen. Dit artikel gaat in op de opleiding van een honderdtal Oegandese militair-juristen in het in 2015 nieuw opgerichte Legal Training Centre in Jinja, Oeganda.

 

relaties1

Achtergrond

De Republiek Oeganda (hoofdstad Kampala) ligt in Oost-Afrika aan weerszijden van de evenaar. Het land wordt geheel ingesloten door de Democratische Republiek Congo, Kenia, Rwanda, Zuid-Sudan en Tanzania. Oeganda is met zijn oppervlakte van 241.038 km2 ongeveer zes keer zo groot als Nederland. De grens met Tanzania loopt gedeeltelijk door het 34.500 km2 grote Victoriameer, dat ongeveer voor de helft van Oeganda is. Het landschap bestaat voornamelijk uit plateaus en bergen. Oeganda heeft een tropisch klimaat. Er valt dus het hele jaar neerslag met uitzondering van twee droge periodes: van december tot februari en van juni tot augustus. De gemiddelde jaartemperatuur ligt rond de 26 °C. Het land telt 37,1 miljoen inwoners en kent elf verschillende inheemse bevolkingsgroepen die voornamelijk het christelijk geloof aanhangen. Een relatief klein deel is islamitisch.3 De officiële talen in Oeganda zijn Engels en Swahili.4

 

Over de oorspronkelijke bewoners van Oeganda is weinig bekend. In de 18e eeuw waren op het huidige Oegandese grondgebied twee etnische groepen woonachtig: Bantu-volkeren in het zuiden en Nilotische volkeren in het noorden. In het zuiden woonden voornamelijk landbouwers georganiseerd in koninkrijken, waarvan Buganda het belangrijkste rijk was. De Niloten waren voor het merendeel veehouders. De geschreven geschiedenis van Oeganda gaat niet verder terug dan zo’n 150 jaar, toen rond 1860 de Britse kolonisatie begon. De grootste veranderingen speelden zich af in de vorige eeuw. In 1962 verkreeg Oeganda zijn onafhankelijkheid. Dit betekende het begin een politiek onrustige periode die werd gekenmerkt door staatsgrepen en dictatoriale regimes. De bekendste dictator is Idi Amin, die als commandant van het Oegandese leger in 1971 president Obote had verdreven. Geschat wordt dat alleen al tijdens Amins achtjarig regime 100 duizend tot een half miljoen mensen zijn vermoord, verkracht of gemarteld.5 In oktober 1978 viel Amin buurland Tanzania binnen. Tanzaniaanse troepen, gesteund door Ugandese nationalisten die zich hadden verenigd in de Uganda National Liberation Front (UNLF), zetten de tegenaanval in. Toen deze coalitie in april 1979 de hoofdstad Kampala naderde, vluchtte Amin naar Libië. De periode die volgde werd gekenmerkt door een machtsstrijd tussen verschillende groeperingen die elkaars politieke of etnische rivalen waren. De Militaire Commissie, een machtig orgaan van de UNLF onder leiding van Paulo Muwanga en Yoweri Museveni, greep in mei 1980 in en installeerde een presidentiële commissie die het land moest leiden tot de verkiezingen in december 1980. Muwanga was een aanhanger van Obote, die na de vlucht van Amin uit ballingschap naar Oeganda was teruggekeerd en wederom partijleider van de UPC was geworden. De UPC ondervond politieke tegenstand van de Uganda Patriotic Movement (UPM), welke partij werd geleid door Museveni. De UPC won de verkiezingen en Obote werd opnieuw president. De verkiezingsuitslag werd echter hevig betwist. Museveni beschuldigde Obote van verkiezingsfraude en zwoer zijn regering met geweld omver te werpen. Hij trok zich terug in het zuidwesten van Oeganda en richtte de National Resistance Army (NRA) op, waarmee hij een guerrillaoorlog voerde tegen Obote’s troepen. In de poging om de steun voor Museveni’s NRA te beteugelen vonden onder Obote’s tweede bewind ernstige mensenrechtenschendingen plaats, en kwamen naar schatting 100 duizend tot 200 duizend burgers om.6 In juli 1985 werd Obote na een staatsgreep door generaal Tito Okello verbannen. Okello’s troepen werden in januari 1986 echter verslagen door de NRA. De politieke tak van de NRA, de National Resistance Movement (NRM), vestigde daarop een nieuwe regering met Museveni als president.7

 

Onder Museveni zou het land herstellen van de eerdere dictaturen en oorlogen. Hij bevorderde de economische groei en verbeterde de infrastructuur. Omdat Museveni vond dat het land tijd nodig had om te herstellen zou het zo’n tien jaar duren voordat er verkiezingen werden gehouden. In mei 1996 vonden de eerste democratische verkiezingen plaats sinds het aantreden van Museveni. Hij werd met grote meerderheid gekozen tot president. Dat gebeurde opnieuw in 2001. Na een referendum in 2005 werd het maximum aantal presidentstermijnen opgeheven. Museveni werd daarna herkozen in 2006 en 2011.8 Hoewel Museveni en zijn partij door veel Oegandezen nog steeds worden beschouwd als brengers van vrede, stabiliteit en economische groei wint de oppositie steeds meer terrein. Het overgrote deel van de bevolking is jonger dan 20 jaar en is geboren na de revolutie van de jaren ’80. Voor hen is de stabiliteit een vanzelfsprekendheid. Als gevolg van de enorme bevolkingsgroei en de stagnerende economie maken veel jonge kiesgerechtigden zich zorgen over het gebrek aan werkgelegenheid, de slechte gezondheidszorg en de corruptie binnen de overheid. Zij vinden dat de rol van Museveni is uitgespeeld.9 Een groot deel van hen ziet in dr. Kizza Besigye de aangewezen opvolger van Museveni. Besigye was lijfarts van Museveni en militair officier voordat hij zich in 2001 afscheidde van de NRM. In dat jaar als ook in 2006 en 2011 nam hij het als presidentskandidaat tevergeefs op tegen Museveni. Op 18 februari 2016 zijn in Oeganda de jongste presidents- en parlementsverkiezingen gehouden. De oppositie kwam dit keer dichter bij dan ooit. Met zijn Forum for Democratic Change (FDC) wist Besigye 35,4% van de stemmen te bemachtigen, maar met 60,8% van de stemmen werd Museveni wederom tot president gekozen.10

Oeganda en Nederland

Nederland heeft op het terrein van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking op dit moment met vijftien landen een bijzondere relatie. Eén van die landen is Oeganda. Nederland ondersteunt dit partnerland met armoedebestrijding en economische groei. Daarnaast zijn er programma’s die zich richten op de vier belangrijke thema’s van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid: veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.11Deze inspanningen zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken vastgelegd in meerjarige strategische plannen. Zo ook voor het Grote Merengebied, waar Oeganda deel van uit maakt.

relaties1

Defensie in Oeganda

Het meerjarig strategisch plan voor 2014-2017 geeft rekenschap van het feit dat Oeganda veel militairen levert voor internationale vredesoperaties in de regio, zoals de African Union Mission in Somalia (AMISOM) die terreurorganisatie Al-Shabaab bestrijdt. Oeganda is daarnaast in het noorden van het land met steun van de Verenigde Staten verwikkeld in de strijd tegen de Lord’s Resistance Army (LRA),een gewapende groepering die met een leger van onder meer kindsoldaten een verzetsoorlog voert tegen de Oegandese centrale regering. Om de kwaliteit van de Oegandese militaire bijdrage aan de verschillende (vredes)operaties te verbeteren neemt Nederland, samen met de Verenigde Staten, al een aantal jaren deel aan het African Contingency Operations and Assistance-programma (ACOTA).12Nederlandse militaire trainers richten zich in dit programma op het naar een hoger niveau brengen van de tactische vaardigheden van hun Oegandese collega’s.

De rol van de Militair Juridische Dienst

Sinds januari 2015 zijn ook militair juristen, onder verantwoordelijkheid van het hoofd van de Militair Juridische Dienst Krijgsmacht (MJDK), actief in Oeganda.13Dit doen zij samen met Britse militair juristen van de Army Legal Services (ALS). De ALS bleek reeds eerder erg geïnteresseerd in dit Nederlandse project, dat daarom ook op Britse steun kan rekenen. Het voornaamste doel van het project is om het kennisniveau van de Oegandese militair juristen te verhogen als het gaat om humanitair oorlogsrecht en militair operationeel recht. Daarnaast worden inspanningen verricht om de inbedding van de militair juristen in de Uganda’s People Defense Forces (UPDF) te verbeteren, omdat zij tot op heden nagenoeg alleen worden ingezet ten behoeve van de krijgsraad of disciplinaire zaken maar niet als juridisch adviseur van de commandant tijdens operaties.

Start van het Legal Training Centre (LTC) in Jinja, Oeganda

Na voorbereidende inspanningen van Nederland en Oeganda op ministerieel niveau, markeerde de aanwijzing van een commandant en zijn plaatsvervanger in januari 2015 de start van het LTC. De locatie van de school op de Gadaffi Barracks in Jinja was toen ook reeds bepaald, maar het gebouw diende nog te worden gerenoveerd. Om het project momentum te geven is diezelfde maand een team bestaande uit twee militair juristen van de Koninklijke Landmacht en hun twee Britse collega’s van de ALS afgereisd naar Oeganda. Het team had als belangrijkste opdracht om een curriculum voor een vierweekse cursus voor Oegandese militair juristen te ontwikkelen.Voorts diende het team te inventariseren welke randvoorwaarden nog zouden moeten worden ingevuld om succesvol een eerste cursus te kunnen verzorgen. Daarnaast had het team de opdracht te bezien of bestaande lokale trainingscentra van de UPDF, de Oegandese politie of lokale dependances van internationale of non-gouvernementele organisaties zoalsde VN en de ICRC de cursussen aan het LTC zouden kunnen ondersteunen.

 

Na aankomst in Jinja is het team tezamen met de staf van het LTC, die voor deze gelegenheid was versterkt met militair juristen van naburige UPDF-eenheden, aan de slag gegaan. Omdat het LTC op het moment van dit eerste bezoek nog niet beschikte over een eigen gebouw is gebruik gemaakt van een werkruimte in één van de bestaande opleidingscentra op de Gadaffi Barracks. De Nederlandse Ambassade in Kampala had door zorg van de Defensie Attaché voor deze voorbereidende werkzaamheden reeds een aantal computers en printers aan het LTC gedoneerd. In twee weken tijd heeft het team een volledig curriculum ontwikkeld voor een vierweekse cursus, bestaande uit een tweeweeks nationaalrechtelijk deel en een tweeweeks internationaalrechtelijk deel. Het nationale deel zou door de UPDF volledig zelfstandig worden verzorgd. Het internationale deel, gebaseerd op de Britse Brigade Legal Officers Course (BLOC), zou een gezamenlijke inspanning worden van zowel Oegandese instructeurs en het Brits-Nederlands team van militair juristen. Tevens heeft het team samen met de LTC-staf Oegandese instructeurs geselecteerd, selectiecriteria voor toekomstige studenten ontwikkeld en cursusdata vastgesteld. Daarnaast werd het eerste contact gelegd met de ICRC in Kampala voor toekomstige bijdragen aan de cursus. Tijdens dit eerste bezoek heeft het team ook een goede indruk kunnen krijgen van de kennis en ervaring van de LTC-staf. Hieruit vloeide de aanbeveling voort om, voorafgaand aan de eerste officiële cursus aan het LTC, een train-de-trainer programma te verzorgen voor de LTC-staf. Enerzijds om de internationaalrechtelijke kennis en de plannings- en instructievaardigheden bij de stafleden te vergroten, anderzijds om het cursusprogramma te testen. Deze aanbeveling werd door het Hoofd Militair Juridische Dienst Krijgsmacht (HMJDK) als opdrachtgever overgenomen. Het inmiddels uit Oeganda teruggekeerde team heeft daarop de nodige initiatieven ontplooid.

Train-de-Trainer

Eén van die initiatieven betrof het aanbieden van de cursus Methods of Instruction aan alle stafleden. In deze door de Britse ambassade aangeboden en door Britse instructeurs lokaal verzorgde cursus zijn de LTC-stafleden instructievaardigheden bijgebracht, variërend van het maken van een PowerPointpresentatie tot didactische technieken. Daarnaast hebben twee stafleden de Britse BLOC te Warminster in Engeland mogen volgen. Vervolgens is in mei 2015 een tweede team van militair juristen afgereisd naar Oeganda. Aanvankelijk had het team de bedoeling om daar middels het train-de-trainer programma de stafleden van het LTC zodanig op te leiden dat zij, op weg naar totale zelfstandigheid, in staat zouden zijn in de nabije toekomst de eerste cursus nagenoeg eigenhandig te verzorgen, hierbij slechts ondersteund door een Nederlands-Brits team van militair juristen. Al snel bleek deze doelstelling te ambitieus. Ten eerste kreeg het team totaal onverwacht vlak na aankomst in Jinja te horen dat er de volgende dag naast de stafleden ook nog twintig cursisten in het – net opgeleverde – klaslokaal aanwezig zouden zijn. Van het team werd verwacht dat het een volledige cursus zou verzorgen. Hoewel het curriculum eerder al ontwikkeld was, was dit echter met het lesmateriaal allerminst het geval. Met enige improvisatie is het team er desondanks in geslaagd vanaf de eerste dag les te geven, waarbij het voor de opvolgende dagen het lesmateriaal steeds in de avonduren diende te ontwikkelen. Hierdoor bleef de bijdrage van de LTC-staf aan de cursus echter beperkt en was van een zuiver train-de-trainer programma geen sprake meer. Ten tweede bleek het niveau van het oorspronkelijk ontwikkelde curriculum te hoog te zijn en ontdekte het team voor het eerst dat Afrikanisering van het lesmateriaal noodzakelijk was. Europese casuïstiek, jurisprudentie en praktijkvoorbeelden bleken vaak geen goed referentiekader te bieden om de juridische theorie begrijpelijk te maken. Tijdens deze cursus is dan ook het idee ontstaan om het oorspronkelijk curriculum te verdelen over een basiscursus en een gevorderden cursus. Om de inbedding van de Oegandese militair juristen als operationeel adviseur te bevorderen ontstond tevens het idee een commandantencursus te ontwikkelen. In deze cursus zou aan commandanten vanaf bataljonsniveau inzicht worden gegeven in de juridische aspecten van militaire operaties en de bijdrage die de militair jurist daaraan kan leveren. Hoewel het team de initiële verwachtingen meermalen heeft moeten bijstellen, was een belangrijk resultaat van dit tweede bezoek dat er een goed inzicht was ontstaan hoe de basiscursus er uit zou moeten zien.

Brigade Legal Officers Course (BLOC)

Met gebruikmaking van dit verworven inzicht werd op het LTC een kleine maand later de eerste basiscursus gegeven aan een vijfentwintigtal cursisten. Gericht op het bekwamen van militair juristen om op te treden als operationeel adviseur op brigadeniveau werd deze cursus, naar zijn Britse tegenhanger, tot BLOC gedoopt. Door de korte tijdspanne tussen het laatste bezoek en deze eerste BLOC, was het niet mogelijk geweest een nieuw lesprogramma te maken. Ook dit keer had het team dus de handen vol aan het ontwikkelen en geven van lessen. Omdat al was voorzien dat dit het geval zou zijn en omdat tijdens vorige bezoeken was onderkend dat ook de organisatie achter de schermen aandacht behoefde, was een adjudant-onderofficier als para legal aan het team toegevoegd. Deze hield zich overdag bezig met het opleiden en coachen van dat deel van de LTC-staf belast met ondersteunende en logistieke taken. In de avonduren leverde de adjudant administratieve ondersteuning aan het Nederlands-Britse instructieteam. De cursisten bleken weinig kennis van internationaal recht te hebben. Kennis van militair operationeel recht ontbrak nagenoeg volledig. Wederom bleek de aangeboden lesstof voor de cursisten soms dan ook te lastig of teveel om te bevatten. Daardoor dienden lessen op basis van hun feedback vrijwel dagelijks te worden aangepast. Om de cursisten actief met de lesstof bezig te laten zijn heeft het team diverse alternatieve onderwijsvormen geïntroduceerd. Waar in de UPDF doorgaans alleen frontaal onderwijs wordt gegeven, werden de cursisten nu uitgedaagd met groepsopdrachten, cursistenpresentaties, het voeren van een debat en een paneldiscussie. Daarnaast heeft een delegatie van de ICRC middels een briefing en een mini-exercise bijgedragen aan de cursus. Het interactieve onderwijs werd door de cursisten goed ontvangen. Een andere uitdaging was het kunnen raadplegen van rechtsbronnen. Hoewel de ICRC het LTC voorafgaand aan de cursus van voldoende exemplaren van de Geneefse Conventies en Aanvullende Protocollen had voorzien, onderkende het team de dringende behoefte van het LTC om de beschikking te krijgen over juridische handboeken en internet voor de cursisten. Een belangrijk resultaat van deze eerste BLOC was dat er na twee weken een volledig op maat gemaakte cursus voor de UPDF op de plank lag, waarin aan alle aspecten rondom de legitimiteit van militair optreden aandacht wordt besteed. Naar het oordeel van het team dienden die aspecten in de tweede BLOC wel in een logischer volgorde te worden weggezet. Om die reden is het team in oktober 2015 de cursus begonnen met internationaalrechtelijke rechtsgrondslagen voor militaire inzet, om vervolgens uitvoerig in te gaan op de rechtsregimes die toepasselijk kunnen zijn tijdens militaire operaties. Daarbij valt te denken aan het Humanitair Oorlogsrecht en Rules of Engagement. Als laatste aspect is de (juridische) verantwoording van het militair optreden behandeld. Hier is aandacht besteed aan internationaal strafrecht, tribunalen en het Internationaal Strafhof. Wederom is hierna de focus verlegd naar het Militair Operationeel Recht. Naast theorielessen over onder andere de rol van de legal advisor,is middels verschillende werkvormen gewerkt aan de vaardigheid om de opgedane juridische kennis te ‘vertalen’ naar praktisch advies dat bruikbaar is in een operationele omgeving.Verder heeft het team zich ingespannen de verdere Afrikanisering van de cursus voort te zetten door Westerse voorbeelden waar mogelijk te vervangen door Afrikaanse context, casuïstiek en rechtspraak. Daarbij is ook dankbaar gebruik gemaakt van hetgeen door de cursisten werd aangedragen.

 

Een belangrijk verschil met de eerste BLOC was dat dit keer een aantal lessen door de instructeurs van het LTC zelf werd gegeven. In de eerste cursus bleek dit nog niet mogelijk omdat onder enorme tijdsdruk alle lessen in de avonduren nog dienden te worden ontwikkeld. In de praktijk betekende dit onvermijdelijk dat het team die lessen ook zelf moest geven. Voor aanvang van de tweede BLOC had de LTC-staf echter de beschikking over al het lesmateriaal. Zo ontstond de gelegenheid omeen deel van de cursus aan de LTC-staf over te dragen. In de lesvoorbereiding en voor coaching konden de Oegandese instructeurs terugvallen op hun Nederlandse en Britse collega’s. Niet in alle gevallen had dit echter het gewenste effect, omdat er regelmatig onverwacht werd afgeweken van de bestaande lesstof en door plotselinge veranderingen in het tijdschema de voor de cursus ontwikkelde structuur werd doorbroken. Desondanks was de groeiende betrokkenheid van de LTC-staf bij de uitvoering van de cursus een positieve stap in de richting van een zelfstandig LTC.

Commander Legad Course (CLC)

Zoals eerder vermeld heeft het project ook de doelstelling de inbedding van de Oegandese militair juristen als operationeel adviseur te bevorderen. Om dat mogelijk te maken was in het beginstadium al de behoefte vastgesteld om een cursus te ontwikkelen voor commandanten op bataljonsniveau en hoger. 14 In deze cursus zou commandanten kennis worden bijgebracht over juridische aspecten van militaire operaties. In het bijzonder zou het team zich daarbij ook inspannen om de commandanten bewust te maken van de positieve bijdrage die hun militair jurist tijdens operaties kan leveren, om zo binnen de UPDF draagvlak te creëren voor een toekomstige inzet van de UPDF-juristen als operationeel adviseur. Zo ontstond in samenspraak met de UPDF het idee om commandanten, en militair juristen die ten minste de BLOC hadden gevolgd in het LTC samen te brengen in een cursus. Deze cursus zou uiteindelijk de Commanders Legad Course gaan heten. Met gebruikmaking van casuïstiek, niet zelden gebaseerd op operationele ervaringen van de commandanten zelf, trainen in deze cursus juristen en commandanten om samen te werken in het proces van militaire besluitvorming en bevelvoering. Niet in de laatste plaats blijkt dit voor de juristen vaak een uitdaging te zijn door het gebrek aan operationele ervaring, waarover de commandanten wel ruim beschikken. Dat maakt het lastig voor de juristen om, zo nodig onder tijdsdruk, hun juridische theoretische kennis te vertalen naar praktisch advies. Daar komt bij dat de meeste militair juristen van de UPDF, variërend van de rang van onderofficier tot en met majoor, nog geen Staff College15heeft gevolgd en daarom nauwelijks kennis heeft van het in de UPDF gehanteerde militair besluitvormingsproces. Voor commandanten blijkt de cursus vooral een openbaring te zijn als het gaat om de hoeveelheid juridische aspecten die spelen tijdens militaire inzet en de impact, positief en negatief, die ze kunnen hebben op het welslagen van een missie. De cursus vormt aldus een mix van een deel juridische opleiding en het uitwisselen van kennis en ervaringen met daarbij veel aandacht voor praktisch handelen, zodat beide groepen elkaars rol en expertise kunnen leren kennen en waarderen. Ondanks alle ruimte voor doorontwikkeling van de CLC, blijkt de cursus door zowel commandanten als juristen zonder uitzondering zeer goed te worden ontvangen. Dit is een hoopvol teken voor een verdere operationele integratie van de UPDF-juristen in de toekomst. 

2016 en het vervolg van het project in Oeganda

In 2016 zullen in het LTC wederom de nodige cursussen worden verzorgd. Naast een tweetal BLOC’s en CLC’s zal voor het eerst ook een Advanced Course als vervolg op een BLOC worden gegeven. Daarnaast staat speciaal voor de Oegandese luchtmacht een Air Force Commanders and Legads Course op de cursusagenda. De oprichting van het LTC in Oeganda maakt deel uit van een legal project dat het gehele Grote Merengebied behelst. Wegens – niet zelden politieke – omstandigheden zijn soortgelijke initiatieven in andere landen in de regio nog niet of nauwelijks van de grond gekomen. Om die reden zullen, in lijn met de ambitie zoals die ook door de commandant van de Oegandese landstrijdkrachten is uitgesproken, militair juristen uit andere Oost-Afrikaanse landen door de UPDF worden uitgenodigd om deel te nemen aan de LTC-cursussen in Oeganda. Hoewel initieel niet voorzien, bestaat aldus de reële mogelijkheid dat het LTC in Oeganda tevens een regionale functie gaat vervullen. In dat verband is onlangs een Nederlands team genisten naar Oeganda afgereisd om te verkennen of de thans beperkte ruimte die de school nu heeft op termijn kan worden uitgebreid. 2016 zal ook het jaar zijn waarin inspanningen zullen worden geleverd om het LTC zelfstandiger te maken en verder te professionaliseren.16Hierbij wordt vooral de mogelijkheid bezien om zo veel als mogelijk de betere oud-cursisten, waarvan een aantal in de gelegenheid is gesteld het afgelopen jaar een masterprogramma internationaal recht te doorlopen aan de Universiteit van Amsterdam, te verbinden aan het LTC. Met een dergelijke kwaliteitsimpuls zouden alle lessen door Oegandese instructeurs kunnen worden verzorgd en zou het Nederlands-Britse team van juristen een zuiver coachende rol kunnen aannemen. Niet in de laatste plaats zal achter de schermen hard worden gewerkt om het LTC op te laten nemen in de begroting van de UPDF, zodat het als zelfstandige eenheid jaarlijks kan rekenen op het noodzakelijke budget. Volgens de huidige planning zal het einde van 2017 ook het einde van het project in Uganda markeren. Vanaf dat moment zal het LTC als onderdeel van de UPDF op eigen benen moet staan. Tot die tijd wordt er hard gewerkt om dat mogelijk te maken.Voor nu kan terecht worden geconcludeerd dat mede dankzij de inspanningen van de Militair Juridische Dienst krijgsmacht en de ALS het Grote Meren-project in Oeganda een vliegende start heeft gemaakt.

Naar boven