Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8467/GA, 17 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8467/GA           

Betreft [Klager]

Datum 17 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het vechten met een medegedetineerde, ingaande op 11 november 2019.

De beklagcommissie bij de PI Lelystad heeft op 5 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (PL2020-384). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft P. Krol, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Lelystad, klager en zijn raadsman mr. P.A. van der Waal gehoord op de digitale zitting van 30 september 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Uit het schriftelijk verslag volgt duidelijk dat er over en weer slaande en schoppende bewegingen zijn gemaakt. Klager doet een beroep op zelfverdediging. Om die reden heeft de directeur extra navraag gedaan bij een medewerker die aanwezig was bij het incident. Deze medewerker verklaart dat hij tussen de twee vechtende gedetineerden is gesprongen. De beklagcommissie is zonder meer uitgegaan van de verklaring van klager. Klager heeft gezegd dat hij niet de agressor is geweest, maar dit is niet bevestigd door het personeel. Toen klager werd geschopt en geslagen, had hij weg moeten lopen. Het verweren tegen het slaan en schoppen van de ander houdt in dat iemand zijn handen voor zijn hoofd houdt. Klager sloeg en schopte echter terug. Hij is daarin te ver gegaan en heeft zich dus niet enkel verweerd. De medegedetineerde is ook bestraft.

Standpunt van klager

De beklagcommissie heeft de juiste beslissing genomen. Er is vastgesteld in het schriftelijk verslag dat er een vechtpartij is geweest en dat er over en weer is gehandeld. Klager is op basis van het schriftelijke verslag bestraft. Er heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden naar de aanleiding van de vechtpartij. Namens klager is ook gevraagd om camerabeelden te bekijken en getuigen te horen. Er is toen gezegd dat er geen camerabeelden voorhanden zijn. Er kunnen wel getuigen gehoord worden, want er stonden medegedetineerden bij. Er is echter niemand van de gedetineerden gehoord. Klager heeft geprobeerd het conflict te vermijden. Toen hij werd aangevallen, heeft hij zich verdedigd. Dit kan leiden tot een handgemeen, simpelweg omdat klager zich moest verdedigen tegen een aanval van een medegedetineerde.

Aan klager wordt tegengeworpen dat hij, met zijn gedrag, de orde, rust en veiligheid heeft verstoord. Dit omdat hij betrokken is bij een handgemeen. Dit zou betekenen dat klager zich nooit had kunnen verdedigen. De directeur kan de orde, rust en veiligheid bewaken door alleen aan de agressor een disciplinaire straf op te leggen.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager een verzoek wordt gedaan tot het horen van getuigen, wordt dit verzoek afgewezen, omdat de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, volgt dat een medewerker in verte zag dat klager en een medegedetineerde elkaar aanvielen. De medewerker alarmeerde de andere medewerkers en zij hebben ‘alarm gemaakt’. Tijdens het handgemeen is gezien dat er over en weer slaande en schoppende bewegingen zijn gemaakt. Ook is vervolgens gezien dat klager naar een stoel greep om zich hiermee te verweren. Deze beschrijving van de situatie is op zichzelf niet door klager betwist.

Vast staat dan ook dat klager betrokken is geweest bij een handgemeen met een medegedetineerde. Wat er ook zij van de aanleiding tot dit handgemeen, door de rapporterende medewerker is gezien dat over en weer slaande bewegingen zijn gemaakt. Dit strookt niet met het betoog van klager dat hij zich uitsluitend wilde verweren tegen de medegedetineerde. Van een noodweersituatie waarin klager de medegedetineerde wel moest slaan dan wel moest schoppen om zich te bevrijden uit de situatie is niet gebleken.

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de directeur klager, gelet op diens betrokkenheid bij het handgemeen, redelijkerwijs een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen. Uitgegaan moet worden van het verslag van de medewerker. De inhoud van dit verslag vormt naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende grond voor oplegging van de disciplinaire straf. Daarbij merkt de beroepscommissie nog op dat de directeur voldoende onderzoek heeft verricht om de aannemelijkheid van klagers stelling – dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld – te onderzoeken. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 17 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven