Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20579/GA, 3 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/20579/GA   

 

Betreft [klager]

Datum 3 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting op eigen cel of verblijfsruimte, zonder televisie, vanwege beschadiging en vernieling van gereedschap en materiaal (werktafel), ingaande op 29 september 2020.

De beklagrechter bij de PI Ter Apel heeft op 16 maart 2021 het beklag voor zover dit ziet op de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf in een passantencel gegrond verklaard (Ta 2020-352). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft mevrouw […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, en klagers raadsman mr. R.I. Kool gehoord op de zitting van 20 oktober 2021 in de PI Lelystad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Op 29 september 2020 is aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen in de eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie opgelegd. Klager verbleef op een meerpersoonscel, daarom is de straf tenuitvoergelegd in een andere verblijfsruimte, namelijk de passantencel op de BAD-afdeling. Dit is tijdens het hoorgesprek aan klager te kennen gegeven en is eveneens opgenomen in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf. Klager heeft pas ter zitting van de beklagrechter zijn verblijf in de passantencel naar voren gebracht.

Tijdens klagers verblijf in de passantencel is er veel aandacht aan hem besteed. Het afdelingshoofd, klagers mentor, de psycholoog en de directeur zijn langs geweest om met hem te spreken. Klager heeft niet verzocht om eigen kleding, noch heeft hij aangegeven geen boodschappen of eten te hebben of dat hij niet met zijn familie mocht bellen. Tegenover de psycholoog heeft klager aangegeven het verblijf in de passantencel iets comfortabeler te vinden dan in de isoleercel, maar dat hij maar weinig verschil ziet met de isoleercel. Hij wilde liever naar de leefafdeling gaan. Ook bij navraag bij het personeel van de BAD-afdeling blijkt dat klager niet om kleding of boodschappen heeft gevraagd of dat hij heeft verzocht met zijn advocaat te bellen. Onvoldoende aannemelijk is dat klager hier wel om heeft verzocht.

In de passantencel hebben gedetineerden grotendeels de beschikking over dezelfde faciliteiten als op de eigen cel. Zij kunnen op verzoek hun kleding omruilen, krijgen te allen tijde schoon ondergoed/schone kleding aangeboden als hier om is verzocht. Wanneer de gelegenheid en noodzaak daartoe bestaat worden zij vanuit de passantencel in de gelegenheid gesteld met hun advocaat te bellen. Zij kunnen niet zelf koken, maar dat geldt ook wanneer gedetineerden op de eigen cel hun straf uitzitten. Op verzoek kunnen boeken vanuit de bibliotheek worden verstrekt en kunnen zij houdbare eten van de eigen cel krijgen, zoals brood en fruit. De passantencel beschikt daarnaast over eenzelfde bed als op de eigen cel en de passantencel heeft wel degelijk een raam. Op de passantencel is in tegenstelling tot de eigen cel geen magnetron beschikbaar, deze staat in de teamkamer. De passantencel beschikt over een bureau of tafel, de strafcel is soberder ingericht dan de passantencel.

Klager is inderdaad op 9 oktober 2020 teruggeplaatst naar de afdeling en heeft zijn disciplinaire straf verder uitgezeten op eigen cel. Het advies van de psycholoog vormde niet de directe aanleiding voor terugplaatsing, maar deze vond plaats omdat klagers celgenoot niet meer in de meerpersoonscel verbleef. De terugplaatsing was in overeenstemming met het advies van de psycholoog. Gelet op het voorgaande kan niet zonder meer worden gesteld dat de tenuitvoerlegging van de straf in de passantencel een verzwaring inhoudt.

De passantencellen in de inrichting worden gebruikt voor het transport en voor de tenuitvoerlegging van disciplinaire straffen indien de gedetineerde op een meerpersoonscel verblijft. 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn verblijf in de passantencel als een versobering ervaren ten opzichte van zijn eigen cel. Het gaat klager niet alleen om de magnetron waarover hij niet kon beschikken, maar ook over zijn eigen kleding en boodschappen. Klager wilde graag een bestellijst voor de boodschappen, maar kreeg deze niet uitgereikt. Als in de schriftelijke mededeling staat aangegeven dat de disciplinaire straf ten uitvoer wordt gelegd op de eigen cel, dan kan deze niet elders ten uitvoer worden gelegd.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte. Op 29 september 2020 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd in “eigen cel of verblijfsruimte”. De disciplinaire straf is gedeeltelijk ten uitvoer gelegd in een passantencel.

Gelet op dat wat ter zitting van de beroepscommissie door partijen is aangevoerd, is de beroepscommissie van oordeel dat de passantencel niet gelijk kan worden gesteld met een strafcel. In de passantencel beschikt de gedetineerde over meer faciliteiten dan in een strafcel.

De aan klager opgelegde disciplinaire straf kon niet in zijn eigen cel worden tenuitvoergelegd omdat hij met een medegedetineerde op een meerpersoonscel verbleef. De directeur heeft toegelicht dat de passantencel om die reden ook voor de tenuitvoerlegging van disciplinaire straffen -niet betreffende de straf opsluiting in een strafcel- wordt gebruikt en dat de geboden faciliteiten op enkele uitzonderingen na vergelijkbaar zijn met de faciliteiten op de eigen cel. Deze wijze van tenuitvoerlegging is niet in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 3 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan doormr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven