Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23849/GV, 29 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23849/GV

Betreft [klager]

Datum 29 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 oktober 2021 klagers verzoek om verlenging van de duur van de eerder aan hem verleende strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt de duur van de aan hem verleende strafonderbreking van zeven dagen te verlengen met een maand. Nu de reden van de strafonderbreking, anders dan verweerder aanneemt, tevens gelegen is in de noodzaak tot verzorging van klagers vader, is een strafonderbreking voor langere duur aangewezen. Klagers vader is opgenomen in een Marokkaans ziekenhuis. Daar gaat het er heel anders aan toe dan in Nederlandse ziekenhuizen. Wie goede zorg wil moet daar om vragen en daar ook deels zelf zorg voor dragen. Wie niet aan de bel trekt (en in gevallen voor bepaalde handelingen betaalt) wordt simpelweg niet geholpen. Marokko scoort laag op de index die de kwaliteit in de gezondheidszorg meet. Nu klagers vader in coma ligt is het cruciaal dat er te allen tijde een familielid aanwezig is in het ziekenhuis. Klagers moeder is al op leeftijd en zij kan niet de hele tijd alert en aanwezig zijn. Daarnaast kampt zij met gezondheidsproblemen, zoals volgt uit haar medisch dossier. Broers en zussen van klager die in de buurt wonen hebben gezinnen met schoolgaande kinderen en banen, waardoor ook zij die zorg niet kunnen verlenen. Klager is wel in staat de benodigde zorg te leveren, wat noodzakelijk is voor zijn vader. Klagers moeder en zijn zus hebben bovenstaande omstandigheden bevestigd. Tevens voeren zij aan dat klager een cruciale rol kan spelen in de verzorging van zijn vader. Ook de arts verklaart dat de aanwezigheid van een familielid noodzakelijk is, zoals volgt uit de meegestuurde doktersverklaring.

De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering acht de aanwezigheid van klager niet noodzakelijk en niet onontbeerlijk voor de zorg en gezondheid van klagers vader uit medisch oogpunt. Het is onbegrijpelijk dat de medisch adviseur zo adviseert, nu er meerdere verklaringen zijn die het tegenovergestelde aantonen. De aanwezigheid van klager is van essentiële betekenis, gelet op het feit dat de toestand van zijn vader zeer kritiek is. Hij kan in tegenstelling tot zijn moeder en andere familieleden wel continu in de buurt van zijn vader zijn.

Naar het oordeel van de vrijhedencommissie is van een noodzaak tot het verlengen van de eerder verleende strafonderbreking onvoldoende gebleken. Het feit dat de strafonderbreking als doel had om afscheid te kunnen nemen is onjuist, nu is aangevoerd dat ook de verzorging van klagers vader redengevend is. Klagers vader is (nog) niet overleden. Om die reden heeft klagers vader de zorg nu nodig. Voor zover wordt aangegeven dat de noodzakelijke zorg verleend wordt door het ziekenhuis, blijkt uit de bijgevoegde verklaringen en rapporten van niet-gouvernementele organisaties het tegendeel. De vrijhedencommissie redeneert tevens dat de overige zorg dient te worden opgevat als sociale zorg. Ook dit oordeel is gelet op de stukken onbegrijpelijk en onjuist.

Verweerder voert aan dat niet is komen vast te staan dat andere familieleden de zorg niet kunnen bieden. Klagers moeder is hier fysiek niet toe in staat en de zus van klager kan vanwege de zorg voor haar dochtertje de zorg niet bieden. Tevens beheerst zij de taal onvoldoende. Klager kan de zorg daarentegen wel bieden en beheerst de taal. Dat klager ook zijn verplichtingen heeft is juist en wordt door het verlengen van de strafonderbreking niet anders. De vraag is alleen wanneer klager die verplichtingen in zal moeten lossen. Gelet op de bijzondere omstandigheden kunnen zijn verplichtingen worden opgeschort met een maand.

Standpunt van verweerder

Het verzoek van klager om strafonderbreking richtte zich in eerste instantie op de wens om bij zijn vader dan wel familie te kunnen zijn. Klager wilde zijn naasten ondersteunen in deze moeilijke tijd. Ten aanzien van de zorgtaken zou hij ondersteuning kunnen bieden. De medisch adviseur heeft, vanwege het feit dat de vader van klager op korte termijn zou kunnen overlijden, een positief advies afgegeven voor strafonderbreking. De strafonderbreking is op deze grond verleend en was daarmee gericht op een (afscheids)bezoek aan klagers vader.

Het verzoek tot verlenging van de strafonderbreking richt zich echter op het overnemen van de zorgtaken. Nu de grondslag van het verzoek is gewijzigd, is opnieuw advies gevraagd aan de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft aangegeven dat een verlenging op medische gronden niet is geïndiceerd. Ook de vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd.

De aanwezigheid van klager is niet noodzakelijk. De zorg zal door de familie in Marokko geregeld moeten worden. Dat zijn familieleden ook andere verplichtingen hebben maakt dit niet anders. Klager dient een gevangenisstraf uit te zitten en heeft hiermee zelf ook een (andere) verplichting. Bovendien is onvoldoende gebleken dat de familie van klager de zorg niet zou kunnen bieden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 14 juli 2021 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en gekwalificeerde diefstal. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 januari 2023.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking, voor zover in onderhavig geval van belang, worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. Het verlenen van strafonderbreking is ook mogelijk voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder van de gedetineerde (artikel 36, in samenhang bezien met artikel 23, van de Regeling).

Klager heeft verzocht om verlenging van de aan hem verleende strafonderbreking, omdat hij, naast het nemen van afscheid van zijn vader, ook de noodzakelijke zorg wenst te verlenen.

De beroepscommissie is op grond van het dossier van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat de noodzaak bestaat aan klager nog een maand strafonderbreking te verlenen. Daartoe overweegt de beroepscommissie allereerst dat uit het advies van de medisch adviseur van 19 oktober 2021 volgt dat een verlenging van de strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd wordt geacht. De medisch adviseur acht de aanwezigheid van klager niet noodzakelijk en niet onontbeerlijk voor de zorg en gezondheid van zijn vader uit medisch oogpunt. Deze zorg zal door de familie in Marokko geregeld moeten worden naast de noodzakelijke medische zorg die het ziekenhuis dient te leveren. Dat de aanwezigheid van klager sociaal gezien wenselijk is bij de zorg van zijn vader valt buiten de reikwijdte van het medisch advies. Daarnaast heeft ook de vrijhedencommissie negatief geadviseerd ten aanzien van de verlenging van de strafonderbreking. Klagers vader ontvangt medische zorg van het ziekenhuispersoneel en de overige zorg wordt gezien als sociale zorg. Deze zorg kan ook door andere familieleden worden gegeven. Dat de familieleden ook andere dagelijkse verplichtingen hebben is begrijpelijk, maar ook klager heeft een verplichting ten aanzien van het ondergaan van zijn detentie.

De beroepscommissie merkt op dat uit de stukken kan worden afgeleid dat de gezondheidszorg in Marokko anders is geregeld dan in Nederland. Uit de overgelegde doktersverklaring blijkt dat het noodzakelijk en onmisbaar wordt geacht dat er een derde aanwezig is voor een adequate behandeling van klagers vader.

Voor zover klager echter aanvoert dat hij de enige is die de benodigde zorg aan zijn vader kan bieden overweegt de beroepscommissie dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. Uit de stukken volgt dat klager broers en zussen heeft die in Marokko wonen. Het is de beroepscommissie op basis van het dossier niet gebleken dat zij allen niet in staat zijn om zorg aan hun vader te kunnen bieden. Dat zij schoolgaande kinderen en banen hebben doet hier niet aan af. Ook de stelling dat de vereiste zorg zonder klager niet kan worden geboden, is niet, althans onvoldoende, aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 29 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven