Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22043/TA, 5 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22043/TA

    

Betreft [klager]

Datum 5 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 17 februari 2021 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de instelling heeft op 23 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard (Me-2021-000101). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 24 september 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagcommissie heeft het beklag ten onrechte ongegrond verklaard. Klager is van mening dat niet is voldaan aan de eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Althans dat deze niet goed kunnen worden beoordeeld vanwege het ontbreken van een second opinion van een gedurende de periode van meer dan één jaar niet bij de behandeling van klager betrokken zijnde psychiater. De a-dwangbehandeling wordt al sinds 18 juni 2018 toegepast. Op 7 mei 2018 heeft een second opinion plaatsgevonden. Pas in mei 2019 wordt gesproken over enige vooruitgang bij klager en op 31 oktober 2019 is klager overgeplaatst naar een andere afdeling. Op 17 juli 2020 is voor klager een machtiging begeleid verlof aangevraagd en deze is verleend. Klager heeft elke week enkel begeleid verlof. Klager gaat dan vaak winkelen. Een a-dwangbehandeling dient alleen als uiterste middel te worden toegepast. Van enig gevaar is geen sprake. 

 

Klager gebruikt haloperidol en kan niet slapen door de medicatie. Hij slikt hiervoor extra medicatie. Hij wordt gek van de medicatie en meent dat het zo niet langer gaat. Klager volgt therapie en training en hij zet zich goed in voor zijn behandeling. Er kan niet worden gesteld dat de positieve ontwikkeling van klager komt door de medicatie. De instelling stelt zich op het standpunt dat het een wisselwerking is tussen de medicatie, de dynamiek op de afdeling en klagers eigen inzet. Klager is van mening dat het beter is gegaan vanaf het moment dat hij op de huidige afdeling is geplaatst. Hij zit daar goed op zijn plek en kan daar goed functioneren. Als alles goed gaat, krijgt klager vanaf februari 2022 onbegeleid verlof.

De psychiater die de second opinion heeft uitgevoerd maakt deel uit van de Commissie voorbehouden beslissingen die heeft beslist om de dwangmedicatie te verlengen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Op 2 juni 2021 is klager gezien in het kader van een second opinion. De psychiater die de second opinion heeft uitgebracht is al meer dan één jaar niet betrokken geweest bij de behandeling van klager. Uit dit rapport volgt dat de dwangbehandeling wordt gezien als zeer effectief en doelmatig. Zonder dwangbehandeling zou klager stoppen met de medicatie en genoemde psychiater ziet zonder medicatie geen behandelmogelijkheden voor klager. Een moeizame tbs-behandeling ligt dan in het verschiet. De medicatie is essentieel. Het heeft enige tijd geduurd voordat klager goed was ingesteld op de medicatie. Binnen de instelling bestaat er geen twijfel over dat de medicatie zijn werk doet en dat deze ten grondslag ligt aan de behandelvoortgang. Dit betekent echter niet dat overige omstandigheden geen bijdrage hebben kunnen leveren aan deze omslag. Juist de combinatie van enerzijds de geïndiceerde medicatie en anderzijds de overige steunende factoren, zoals de dynamiek op de unit en de wijze waarop klager wordt benaderd door het personeel, maakt dat klager gemotiveerder is om zijn behandeling te doorlopen. Indien klager zou stoppen met het innemen van de medicatie dan wordt het zeer waarschijnlijk geacht dat alle door klager geboekte vooruitgang weer teniet wordt gedaan. Klager doet het goed dankzij de medicatie. De behandelend psychiater heeft aangegeven dat een bijwerking van haloperidol is dat patiënten slaperig worden. Klager heeft echter juist moeite met slapen. Hiervoor krijgt hij slaapmedicatie. Er is andere psychose medicatie aan klager aangeboden. Klager wil echter geen andere medicatie. Hij voelt zich verder wel fit. Op dit moment wordt niet nagedacht over verdere afbouw van de medicatie.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt, kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

Het doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van een (dreigend) onmiddellijk gevaar, zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling (genoemd in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt). Op grond van artikel 16c, vijfde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a dwangbehandeling, als uit overleg met de behandelend psychiater blijkt dat dit nodig is.

 

Uit de door het hoofd van de instelling verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven, een matige verstandelijke beperking, antisociale trekken in de persoonlijkheid en stoornissen in het gebruik van cannabis en alcohol (in remissie in een gereguleerde omgeving). Klager verblijft sinds 17 maart 2016 in de instelling. De behandeling verliep moeizaam en klager weigerde mee te werken aan diagnostisch onderzoek. Hij ontkende en externaliseerde al het probleemgedrag en er was geen ziektebesef. Klager was erg achterdochtig en wantrouwend naar zijn omgeving. Sinds de start van de a-dwangbehandeling merkt het behandelteam dat klager helderder en scherper is. Ook kan er inhoudelijk over onderwerpen worden gesproken en lijkt klager zaken beter te onthouden. Hoewel de achterdocht bij klager is verminderd, is deze nog wel aanwezig. Klager voert nu delictgesprekken en hij volgt muziektherapie. Klager heeft begeleid verlof en dit verloopt goed. Er is bij klager sprake van een chronisch ziektebeeld dat levenslang behandeling behoeft. Staken van de medicatie zal de verbeteringen tenietdoen en zal leiden tot stagnatie van de behandeling. Er wordt nog steeds geprobeerd om klager te motiveren voor vrijwillig gebruik van een antipsychoticum. Klager weigert dit en vindt de medicatie niet noodzakelijk.

 

Gelet op het voorgaande en gezien de eerdere beslissingen om een traject van a-dwangbehandeling te starten en te verlengen, is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de a-dwangbehandeling voort te zetten. Uit de stukken wordt aannemelijk dat, als klager geen antipsychotica zou innemen, de verbeteringen teniet worden gedaan, waardoor geen enkele vorm van behandeling zal kunnen plaatsvinden en een langdurig verblijf in een tbs instelling dreigt. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde zal gaan.

 

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van het hoofd van de instelling voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de stukken blijkt dat klager weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiaters de enige manier is waarop het gevaar (op maatschappelijke teloorgang) dat uit de stoornis voortkomt kan worden weggenomen.

 

Daarnaast blijkt uit de stukken dat klager is besproken in de zogeheten Commissie voorbehouden beslissingen en dat die commissie ten tijde van de bestreden beslissing geen alternatieven voor a dwangbehandeling zag, nu klager weigert vrijwillig medicatie in te nemen.

 

Tot slot is voldoende aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect kan bewerkstelligen. Uit de stukken blijkt dat, na toediening van het antipsychoticum, klagers toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk zijn verbeterd, in die zin dat contact met hem mogelijk is en hij bereid is deel te nemen aan behandelonderdelen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

De omstandigheid dat voorafgaand aan de bestreden verlengingsbeslissing geen second opinion van een onafhankelijke psychiater is opgevraagd, kan niet leiden tot een ander oordeel.

De Bvt vereist niet dat het advies van een onafhankelijke psychiater wordt ingewonnen in het geval van voortzetting van een a-dwangbehandeling. Zoals in RSJ 26 oktober 2021, 21/21912/TA is overwogen kan en wil de beroepscommissie instellingen dan ook niet verplichten een second opinion te laten uitvoeren, maar wil zij in geval van een langlopend dwangtraject in overweging geven een second opinion aan te vragen opdat de beroepscommissie die bij de beoordeling van een eventueel volgend beroep tegen de verlengingsbeslissing zal kunnen betrekken.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 5 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven