Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22274/GV, 1 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22274/GV

    

Betreft [klager]

Datum 1 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 juli 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor een gesprek met zijn werkgever. Anders dan in de bestreden beslissing wordt genoemd, heeft de vrijhedencommissie (onder voorzitterschap van de directeur) positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klager acht een fysiek bezoek in de inrichting door zijn werkgever geen reële oplossing, aangezien het vestigingsadres van de werkgever en het Justitieel Complex (JC) Zaanstad 140 kilometer van elkaar zijn gelegen. Zakelijke gesprekken vinden doorgaans plaats bij de werkgever en niet andersom. Hoewel het in theorie mogelijk is om het gesprek via beeldbellen te laten plaatsvinden, is dit voor klager evenmin een reële optie.

 

Verweerder acht het daarnaast te vroeg om re-integratieverlof te verlenen, aangezien klager eerst vanaf 29 maart 2022 in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma (PP). Wat betreft het strafrestant, voldoet klager echter aan de in dat verband gestelde eisen in artikel 19, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Er zijn, tot slot, evenmin reële risico’s verbonden aan verlofverlening, nu klager uitsluitend positief gedrag vertoont in de inrichting en hij zich eerder tijdens aan hem verleende vrijheden aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden.

 

Standpunt van verweerder

Het is niet noodzakelijk om aan klager in dit stadium van zijn detentieperiode kortdurend re-integratieverlof te verlenen. Het is mogelijk om het verlofdoel, te weten een gesprek met zijn werkgever om zijn arbeidsrelatie te bespreken, in de inrichting te realiseren door middel van beeldbellen of in de vorm van een telefonisch gesprek. De wetgever heeft met het kortdurend re-integratieverlof beoogd alleen verlof te verlenen ten behoeve van reeds geconcretiseerde re-integratiedoelen die niet binnen de inrichting kunnen worden gerealiseerd. Klager kan eerst deelnemen aan een PP in maart 2022. Het feit dat hij op grond van artikel 19 van de Regeling voor kortdurend re-integratieverlof in aanmerking komt, doet aan het voorgaande niet af. Hoewel de directeur van het JC Zaanstad in eerste instantie positief heeft geadviseerd ten aanzien van kortdurend re-integratieverlof, heeft hij dit advies naar aanleiding van telefonisch contact met verweerder herzien en alsnog negatief geadviseerd.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 22 januari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en tien maanden met aftrek, wegens witwassen en handelen in strijd met de Opiumwet. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 14 november 2022.

 

De regelgeving

In artikel 15 van de Regeling is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- en re-integratieplan (het D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (indien de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die door het strafbare feit is veroorzaakt.

 

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. Het tweede en derde lid bepalen vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

 

De beoordeling

Om zijn vaste dienstverband te kunnen behouden en zijn werkplek in het kader van zijn detentiefasering te kunnen inzetten, heeft klager verzocht om kortdurend re-integratieverlof voor een gesprek met zijn werkgever. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat de noodzaak voor een verblijf buiten de inrichting ontbreekt, enerzijds vanwege klagers huidige detentiefase en anderzijds vanwege de mogelijkheid dat het verlofdoel via telefonische of digitale weg kan worden bereikt.

 

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking komt voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Dat klager thans nog niet in aanmerking komt voor deelname aan een PP – en het verlenen van kortdurend re-integratieverlof aan hem om die reden (nog) niet noodzakelijk is – kan in redelijkheid niet aan de afwijzing van zijn verlofaanvraag ten grondslag worden gelegd. Nog daargelaten het feit dat de wet deze voorwaarde niet stelt, is het (kortdurend) re-integratieverlof – in het kader van een detentieverloop waarbij gedetineerden geleidelijk in aanmerking kunnen komen voor meer vrijheden – in beginsel juist bedoeld om te worden verleend voorafgaand aan de deelname aan een PP. Bovendien is het gesprek met zijn werkgever volgens klager op dit moment nodig, omdat hij tot september 2021 onbetaald verlof krijgt en hij zodoende zijn (vaste) dienstverband voor na die periode veilig wil stellen. Het door klager aangedragen verlofdoel betreft een re-integratieactiviteit, die is gericht op het regelen van praktische zaken en tevens verband houdt met een van de gestelde re-integratiedoelen in zijn D&R-plan.

 

Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is evenwel bestemd voor re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht (Kamerstukken II 2018-2019, 35 122, nr. 3, p. 16). Tegen deze achtergrond mag van klager worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel, namelijk het behouden van zijn baan, te doen slagen. Op grond van het dossier is de beroepscommissie van oordeel dat deze noodzaak onvoldoende aannemelijk is geworden, nu klager alleen heeft betoogd dat hij het wenselijk vindt dat hij zijn huidige werkgever fysiek spreekt, terwijl in de inrichting middelen tot zijn beschikking staan om het gesprek telefonisch of via beeldbellen te laten plaatsvinden.

 

Het voorgaande rechtvaardigt een afwijzing van klagers verzoek tot kortdurend re-integratieverlof. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven