Onderwerp: Bezoek-historie

Voortgang Gecombineerde Leefstijlinterventie 2021
Ondertekeningsdatum:23-09-2021Publicatiedatum:23-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Aan:

BLCN, InEen, KNGF, LHV, NIP, NVD, Overgewicht Nederland, Patiëntenfederatie Nederland, PON, VvOCM, VWS, ZiNL, ZN, BeweegKuur (Huis voor Beweging), SLIMMER (GGD Noord- en Oost Gelderland), CooL (Expertisecentrum Leefstijlinterventies), Samen Sportief in Beweging (Gezonde Leefstijl Company).

Geachte heer, mevrouw,

In onze brief van 11 juni 2020 informeerden wij u over de voortgang van de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI) . Met bijgevoegde bijlage gaan wij in op het vervolg.

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt de prestaties en tarieven vast voor de GLI, en ook de declaratie- en transparantievoorschriften. Ook houden wij toezicht op de naleving hiervan en op de invulling van de zorgplicht en informatieverstrekking door zorgverzekeraars. Wij zijn ervan overtuigd dat de preventieve kracht van de GLI kan bijdragen aan de gezondheid en het welzijn van veel burgers, en hiermee vroegtijdig zwaardere vormen van zorg kan voorkomen. Wij zien vooruitgang in het gebruik van de GLI, maar het gaat minder snel dan wij gehoopt hadden. Dit is ten dele toe te schrijven aan de coronapandemie. Daarnaast zien wij voor het veld zelf nog belangrijke verbeterpunten. Om van de GLI een succes te maken is het cruciaal dat ieder zijn verantwoordelijkheid neemt.

In de bijlage geven we onze bevindingen weer ten aanzien van de voortgang van de GLI. Ook gaan we in op de verwachtingen die wij van partijen hebben. De contractering door zorgverzekeraars van het beschikbare aanbod, de regionale spreiding van het GLI-aanbod, het gebruik van de GLI en daarbij de publieksinformatie die partijen aan de burger verstrekken, zijn hierbij onze aandachtsgebieden.

Wij hopen op de medewerking van alle partijen, en vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Als u vragen of opmerkingen over deze brief heeft, kunt u contact opnemen met info@nza.nl onder vermelding van het kenmerk van deze brief.

Met vriendelijke groet,

Nederlandse Zorgautoriteit,

mw. mr. drs. K. Raaijmakers

directeur Toezicht en Handhaving

Inhoud

  1. Inleiding

  2. Goede voorbeelden

  3. Samenvatting bevindingen

  4. Contractering van GLI aanbieders

  5. Regionale spreiding van het GLI aanbod

  6. Gebruik van de GLI en informatie voor verzekerden

  7. Conclusie en vervolg

1 Inleiding

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vindt preventie erg belangrijk. Preventie is een investering in kwaliteit van leven. Voorkomen is niet alleen beter dan genezen. Het zorgt ervoor dat mensen een betere kwaliteit van leven ervaren. Bovendien kan het de vraag naar zorg later in het leven verminderen. Dit was altijd al belangrijk, en door de corona pandemie wordt dat nog eens benadrukt.

Vanaf 1 januari 2019 is een zorgvorm aan het basispakket toegevoegd: de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). De GLI is een vorm van preventie en richt zich op een gezonde leefstijl. De doelgroep kan volledig door de Zvw vergoed van deze vorm van zorg gebruik maken.

1.1 De NZa monitort de voortgang van de GLI

De NZa stelt de prestaties en tarieven vast voor de GLI, en ook de declaratie en transparantievoorschriften. Ook houden wij toezicht op de naleving hiervan en op de invulling van de zorgplicht en informatieverstrekking door zorgverzekeraars.

In onze brief van 11 juni 2020 informeerden wij het veld over de voortgang van de GLI. In de voorliggende rapportage gaan wij in op het vervolg.

1.2 Aanpak

Wij hebben met een informatieverzoek aan zorgverzekeraars informatie inzicht gekregen in hun activiteiten om voldoende GLI aanbieders te contracteren, de aantallen gecontracteerde aanbieders 2020 en 2021, de tarieven en aantallen bemiddelingsverzoeken van verzekerden.

Verder hebben wij begin dit jaar de verzekerdeninformatie op de websites van de zorgverzekeraars opnieuw onderzocht en waar nodig ook de polisvoorwaarden over de formulering van de verstrekking en de vergoeding. Bovendien onderzochten wij de inkoopdocumenten 2021 en 2022 van alle zorgverzekeraars.

Ook maakten we gebruik van de data van het RIVM. We bespraken onze bevindingen met de werkgroep GLI van ZN (Zorgverzekeraars Nederland). Met een aantal zorgverzekeraars spraken we individueel door.

In bovengenoemde juni brief aan het veld benoemden wij ook een rol voor andere partijen, zoals verwijzers, zorgverleners, zorggroepen, gemeenten en beleidsmakers. Als bijvoorbeeld de verwijzers hun cliënten niet op het GLI aanbod wijzen, houdt het GLI aanbod geen stand. Omgekeerd, bij onvoldoende GLI aanbod, valt er niets te verwijzen.

Daarom deden wij ook een deelwaarneming van websites van zorggroepen en individuele GLI verleners die door tenminste één zorgverzekeraar voor de GLI zijn gecontracteerd. We bekeken hun cliëntinformatie over de GLI en bij zorggroepen of zij GLI breed in hun werkgebied aanbieden.

Ook gingen wij de websites van brancheorganisaties LHV (landelijke huisartsenvereniging), Ineen (zorggroepen) en die van de GLI verleners (BLCN (Beroepsvereniging leefstijlcoaches Nederland), VvOCM (Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck), KNGF (koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie), NVD (Nederlandse Vereniging van Diëtisten)) na, in hoeverre zij daar het belang van de GLI uitdragen en ondersteunen .

1.3 Hoofdonderwerpen bevindingen

Onze bevindingen gaan over de volgende onderwerpen:

  • Contractering van GLI aanbieders

  • Regionale spreiding van het GLI aanbod

  • Gebruik van de GLI en de informatie voor verzekerden

In de komende hoofdstukken gaan we hier dieper op in. We beginnen met het noemen van twee mooie voorbeelden.

2 Goede voorbeelden

Wij zien inmiddels veel goede voorbeelden en initiatieven van het veld om de GLI te laten vliegen. Graag lichten we er twee uit ter inspiratie.

Zorgverzekeraar Menzis zet fors in op de GLI. Hij zet zich in voor een goede landelijke dekking van gecontracteerde aanbieders die voor GLI kwalificeren. Menzis :

  • brengt waar nodig actief de verbinding tot stand tussen zorggroep, gemeenten en sociaal domein. Hiervoor zet de zorgverzekeraar O&I gelden in voor de coördinatiefunctie van de zorggroep;

  • geeft individuele zorgverleners de mogelijkheid om het hele jaar door in te stappen in regio's waar de zorggroep niet gecontracteerd is;

  • contracteert ook de individuele zorgverleners op het maximumtarief;

  • verwijst op zijn website duidelijk naar het ZN beleid voor het verlenen van digitale GLI;

  • heeft op zijn website een GLI informatiefilm voor belangstellenden én een voor voorschrijvers, plus overzichtelijke FAQ's;

  • vergoedt ook bij een doorverwijzing van de bedrijfsarts, mits de bedrijfsarts de huisarts inlicht.

Wij zien deze punten ten dele ook bij andere zorgverzekeraars, maar bij Menzis zien we ze allemaal terug. En Menzis contracteert vooralsnog zowel zorggroepen als individuele zorgverleners, maar vereist dat elke GLI aanbieder zijn effectiviteit laat meten in de landelijke benchmark van het RIVM.

De Zorgorganisatie Eerste Lijn (ZEL) heeft in haar werkgebied 14 GLI teams in onderaanneming . Deze bestaan uit reeds werkzame paramedici en uit nieuw geworven leefstijlcoaches. ZEL:

  • regisseert de teams, de onderaanneming, administratie, werving en scholing. De GLI declaratie heeft zij op een centraal punt uitbesteed

  • vindt de verbinding met de verwijzers doordat haar GLI teams ten dele bemenst worden door paramedici, die bij de huisartsen al bekend zijn;

  • wil slechts teams met een goede organisatie en opleiding. Dat gaf een trage start, maar de artsen wijzen nu met vertrouwen door naar de GLI;

  • heeft een staande relatie met de sociale wijkteams, buurtsportcoaches en het gemeentelijk beweegaanbod. Dit is een belangrijke reden voor de preferente zorgverzekeraar DSW om haar te contracteren;

  • is met preferent DSW een tarief overeengekomen en heeft met alle zorgverzekeraars afspraken gemaakt over de vergoeding van de GLI

  • legt op haar website duidelijk uit wat de GLI is, de doelgroep, de kosten en de locaties waar zij GLI aanbiedt.

Wij zien deze punten ook bij andere zorggroepen, die eveneens hard aan de weg timmeren, maar dit is geen gemeengoed.

3 Samenvatting bevindingen

Wij zien vooruitgang in het gebruik van de GLI, maar het gaat minder snel dan wij gehoopt hadden. Dit is ten dele toe te schrijven aan de coronapandemie. Daarnaast zien wij voor het veld zelf nog belangrijke verbeterpunten.

Wij zijn ervan overtuigd dat de preventieve kracht van de GLI kan bijdragen aan de gezondheid en het welzijn van veel burgers, en hiermee vroegtijdig zwaardere vormen van zorg kan voorkomen. Juiste zorg op de juiste plek dus, een belangrijk principe van passende zorg. Belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de leefstijlverbetering bij de deelnemer beklijft. Dat kan, als de GLI aanbieder in samenwerking met de eerste lijn en de gemeente waar nodig de toegang van zijn cliënt bevordert in het sociale domein. En deze contacten, bijvoorbeeld met het beweegaanbod, ook op de langere termijn veiligstelt.

Wij zagen dat de coronapandemie in 2020 de verlening van GLI ernstig bemoeilijkte. In het laatste kwartaal van 2020 en het eerste van 2021 nam het aantal deelnemers echter sterk toe. Dit komt mogelijk door de overgang van bijeenkomsten op locatie naar digitale bijeenkomsten. De GLI zit in de lift, maar een succes is het hiermee nog niet. Voor ons toezicht op de zorgplicht van zorgverzekeraars en op de wijze waarop zij hun verzekerden informeren, hebben wij onze bevindingen en verwachtingen uitgebreid met zorgverzekeraars besproken, en ook met andere partijen. Om van de GLI een succes te maken is het immers cruciaal dat ieder zijn verantwoordelijkheid neemt.

In deze samenvatting lichten we de belangrijkste bevindingen toe.

3.1 Contractering van GLI aanbieders

Zorgverzekeraars streven naar een landelijk dekkend GLI aanbod. Zij hanteren daarom voor de GLI in 2020 en 2021 een volgbeleid voor de contractering van zorggroepen. Zorggroepen moeten dan wel in hun regio voldoende individuele zorgverleners vastleggen. De meeste zorgverzekeraars contracteren ook zelf individuele zorgverleners, vooral in regio's waar zij geen zorggroep gecontracteerd hebben.

Wij constateren dat:

  • een landelijk dekkend netwerk van gecontracteerde zorggroepen, die GLI aanbieden, nog ver weg is. Nog niet de helft van de zorggroepen is gecontracteerd, al helemaal niet door niet preferente zorgverzekeraars;

  • het aantal individuele zorgverleners met GLI registratie snel toeneemt. Toch worden deze slechts beperkt gecontracteerd;

  • gecontracteerde zorggroepen verzekeraars noch cliënt niet altijd duidelijk tonen waar zij GLI aanbieden. Verder zouden zij het volgformat tijdiger naar de niet preferente zorgverzekeraars kunnen doorsturen.

3.2 Regionale spreiding van het GLI aanbod

Het Zorginstituut stelt dat de GLI, om effectief te zijn, moet zijn ingebed in de omgeving van de verzekerde. Nu de GLI al 2½ jaar operationeel is, verwachten wij dat de zorgverzekeraar in elke gemeente gecontracteerd GLI aanbod voor zijn verzekerden beschikbaar heeft.

Wij constateren dat:

  • zorgverzekeraars nog niet in elke gemeente gecontracteerd GLI aanbod hebben gerealiseerd (al dan niet in onderaanneming via een zorggroep);

  • bepaalde zorgverzekeraars geregistreerde paramedici niet accepteren en/of individuele zorgverleners een tarief fors onder het NZa maximum betalen. De mogelijkheden van verhoogde maximumtarieven en financiering van de samenwerking met het sociaal domein via de O&I prestaties worden nauwelijks ingezet;

  • de branche-/beroepsvereniging niet echt inzetten op de GLI. Het initiatief moet vooral komen van de leden zelf.

3.3 Gebruik van de GLI en de informatie voor verzekerden

Het RIVM ziet dat in de laatste 7 maanden van de periode tussen 1 januari 2019 tot 31 maart 2021 het aantal GLI deelnemers verdubbelt. Het aandeel van mensen met een lage SES (sociaal economische status) en comorbiditeit onder de GLI deelnemers neemt af. Mogelijk speelt voor hen de overgang van fysieke naar digitale bijeenkomsten een rol, omdat zij in het algemeen digitaal minder vaardig zijn. Ook kan website informatie over de GLI over aanbod en (financiële) voorwaarden voor hen (te) complex zijn. Dit maakt een actieve houding van de verwijzers en een goede voorlichting door het veld nog belangrijker.

Wij constateren dat:

  • op de websites van zorgverzekeraars nog steeds cliëntinfo ontbreekt over doelgroep, eigen bijdragen, niet gecontracteerde zorg en/of een duidelijke verwijzing naar hulp bij het zoeken naar een zorgverlener;

  • zorgverzekeraars vaak slechts de huisarts als verwijzer noemen in de polis, soms nog aanvullende voorwaarden hieraan stellen, en de mogelijke rol van de medisch specialist en de bedrijfsarts bij de verwijzing niet benoemen;

  • cliëntinfo van GLI aanbieders over inhoud, doelgroep en kosten van de GLI vaak summier is, zelfs als zij voor de GLI gecontracteerd zijn.

In de komende hoofdstukken gaan we hier dieper op in en op wat we van de partijen verwachten.

4 Contractering van GLI-aanbieders

Zorgverzekeraars streven naar een landelijk dekkend GLI aanbod. Zij hanteren daarom in 2020 en 2021 voor de GLI een volgbeleid voor de contractering van zorggroepen. Zorggroepen moeten dan wel in hun regio voldoende individuele zorgverleners vastleggen. De meeste zorgverzekeraars contracteren ook zelf individuele zorgverleners, vooral in regio's waar zij geen zorggroep gecontracteerd hebben.

Volgens de Vektis AGB-codezoeker zijn er op 31 maart 2021 ca. 1.184 oefen- en fysiotherapeuten, diëtisten en BLCN-leefstijlcoaches met een AGB-code met GLI-registratie. Volgens het RIVM zijn zij gelieerd aan 1.753 verschillende praktijken: gezondheidscentrum, zelfstandige praktijk, sportschool, ziekenhuis of zorggroep. Het aantal GLI-geregistreerde zorgverleners neemt zeer snel toe.

maart 20

maart 21

juli 21

Individuele zorgverleners met GLI registratie

697

1.184

1.426

Zelfstandige praktijken inclusief zorggroepen

1.071

1.753

onbekend

Volgens ons informatieverzoek hadden medio januari 2021 291 praktijken een contract met tenminste één zorgverzekeraar. Het betrof 47 zorggroepen en 244 rechtstreeks gecontracteerde individuele zorgverleners. Met die 47 gecontracteerde zorggroepen is nog niet de helft van de 115 bestaande zorggroepen gecontracteerd, en dan nog slechts door een deel van de zorgverzekeraars. Het kan natuurlijk zijn dat veel individuele zorgverleners (nog) geen licentie hebben voor een GLI-programma. Ook zal een deel van hen in onderaanneming werken voor de gecontracteerde zorggroepen. Toch vinden wij deze lage aantallen gecontracteerde aanbieders teleurstellend.

Het veld geeft aan dat bepaalde zorggroepen huiverig zijn om in te zetten op de GLI. Het vraagt veel organisatie; zorginhoudelijk is het nieuw voor hen, en ze ervaren aanzienlijke administratieve lasten, onder meer door de declaratiestandaard voor paramedie. Zorggroepen zetten deze inspanningen af tegen het beperkte aantal GLI-deelnemers. Daarom nemen zorggroepen - zonder de GLI in onderaanneming te organiseren – soms alleen de coördinatiefunctie op zich voor de GLI.

Wij vinden dat de zorggroep bij uitstek geëquipeerd is om GLI-aanbod te organiseren in de gemeenten van haar werkgebied en met hen geschikt beweegaanbod te creëren. Zij heeft korte lijnen naar de voorschrijvers, en - met haar ervaring in de ketenzorg - veelal bestaande contacten met individuele zorgverleners. Wij willen hiermee niet zeggen dat individuele zorgverleners de GLI niet zouden kunnen organiseren.

Driekwart van de voor de GLI gecontracteerde zorggroepen toont op hun website dat zij daadwerkelijk GLI beschikbaar hebben, maar niet altijd in welke gemeenten.

Wat verwachten wij hier van welke partijen?

De zorgverzekeraar moet zich van zijn kant maximaal inspannen om de contracteergraad te verhogen. Hij tracht afspraken te maken met alle zorggroepen over de GLI. Dit verwachten we van ze, gezien hun huidige volgbeleid. Idealiter kunnen verzekerden bij GLI-verleners terecht in elke gemeente in het werkgebied van de zorggroep. Onnodige belemmeringen in de contractering neemt hij weg. Eventueel helpt hij de zorggroep bij opstartproblemen, binnen de ruimte van de (max-max)tarieven en op basis van de O&I-prestaties. Voor de zorggroepen buiten zijn kernwerkgebied volgt de zorgverzekeraar andere zorgverzekeraars.

Wij verwachten dat de zorgverzekeraar in elke gemeente gecontracteerd GLI-aanbod beschikbaar heeft. Als hij naturaverzekeraar is, is dit ook zijn zorgplicht. Zorgverzekeraars hebben dit nog steeds niet gerealiseerd. Maar toch is de GLI al 2½ jaar operationeel en waren eind maart al 1.753 praktijken met een GLI-registratie in het gehele land, ook in dunbevolkte gebieden.

Wij verwachten zonder meer dat de zorgverzekeraar individuele GLI-verleners contracteert in regio's waar hij geen zorggroep voor de GLI vastgelegd heeft (of waar de zorggroep voor de GLI alleen de coördinatiefunctie uitoefent). Het nieuwe volgbeleid in ZN-verband, vanaf 2022 ook opengesteld voor individuele zorgverleners, faciliteert dit ook.

Zorggroepen zien GLI nog niet altijd als hun taak. Toch kan de GLI de druk op haar huisartsen en ketenzorg voor vasculair risicomanagement, diabetes, en COPD op termijn verlagen. Wij verwachten dat zij met zorgverzekeraars afspraken maken over de vergoeding op basis van de regelgeving GLI en eventueel aan de hand van de O&I-prestaties.

Dat laatste kan bijvoorbeeld voor het werk van de zorggroep in het kader van de samenwerking met het sociaal domein. Wij vragen haar om na contractering het volgformat ook aan de niet-preferente zorgverzekeraars toe te zenden. Dat is relevant voor zorgverzekeraars voor hun zorgplicht aan verzekerden buiten hun kernwerkgebied.

5 Regionale spreiding van het GLI-aanbod

In maart jl. zag het RIVM 1.753 praktijken met tenminste één AGB-geregistreerde GLI-zorgverlener. Per gemeente zijn er nu gemiddeld 5 praktijken. Uit het RIVM-kaartje hiernaast blijkt niet hoeveel en welke gemeenten nog geen praktijk huisvesten. Wel zien we in vergelijking met vorig jaar geen grote witte vlekken meer. Het aantal praktijken per gemeente zegt niet alles. We weten niet of alle praktijken actief zijn, en in welke mate. Van belang zijn ook de omvang, gezondheidstoestand en sociaal economische status van de bevolking en het voorschrijfgedrag.

De zorggroepen, voor zover daaraan geregistreerde GLI-zorgverleners gelieerd zijn, maken ook deel uit van de 1.753 praktijken. Ook zij zijn dus opgenomen in dit kaartje, overigens alleen met hun plaats van vestiging, terwijl een zorggroep meestal meerdere gemeenten bestrijkt. Het Zorginstituut stelt dat de GLI, om effectief te zijn, moet zijn ingebed in de omgeving van de verzekerde. Een vuistregel van ten minste één gecontracteerde aanbieder per gemeente vinden wij op zijn plaats.

Het kaartje van het RIVM geeft de spreiding van de 1.753 praktijken over Nederland weer op 31 maart 2021, ongeacht of ze gecontracteerd zijn of niet.

C:\Users\pses\AppData\Local\Microsoft\Windows\Temporary Internet Files\Content.MSO\8C4A425E.tmpGLI-Praktijken met een geregistreerde zorgverlener (RIVM)

Begin juli 2021 zijn aan één of meer van bovengenoemde GLI-praktijken 1.426 GLI-geregistreerde individuele zorgverleners verbonden:

AGB-codezoeker Vektis

7 juli 21

Oefentherapeut leefstijlcoach

28

Fysiotherapeut leefstijlcoach

588

Diëtist leefstijlcoach

336

Leefstijlcoach overig

474

Totaal

1.426

In de sterke stijging van het aantal GLI-geregistreerde zorgverleners in 2021 zien wij een grote intrinsieke motivatie om zich te kwalificeren voor GLI. Minder zeker is, of zij ook een licentie voor een programma willen verkrijgen en daadwerkelijk starten. Duidelijk is dat zorgverzekeraars nog niet in elke gemeente gecontracteerd aanbod beschikbaar hebben.

Wij zien in de contracten 2021 minder onnodig beperkende voorwaarden dan in 2020. Dat is een goede ontwikkeling. Zorgverzekeraars vergoeden meestal alle erkende GLI-programma's en accepteren ook geregistreerde zorgverleners die niet onder de wet BIG vallen. Verzekeraars geven de GLI-aanbieder ook meer tijd om een groep deelnemers te vullen.

Een belemmering zien wij nog bij een zorgverzekeraar die BLCN-registratie vereist van elke individuele GLI-verlener, ook als deze samenwerkt met BLCN geregistreerden in een zorggroep. Twee zorgverzekeraars contracteren überhaupt geen zelfstandige GLI-verleners. Drie andere zorgverzekeraars doen dat wel, maar tegen een tarief ruim onder het maximum. Tot slot werkt één zorgverzekeraar standaard met een machtiging bij elke individuele aanvraag voor GLI.  

Wij denken dat deze beperkingen veel potentiële individuele GLI-verleners uitsluiten, terwijl de gemiddelde praktijkomzet van de GLI nog gering is of de praktijken nog moeten starten. Dit tegen de achtergrond dat zorgverzekeraars hun verzekerden nog steeds geen landelijk dekkend aanbod kunnen bieden.

Wat verwachten wij hier van welke partijen?

De zorgverzekeraar is in principe vrij in zijn contractvoorwaarden. Wij verwachten echter dat hij belemmerende contracteisen zo mogelijk vermijdt en voldoende ruimte biedt. Zo kan hij in deze opstartfase zijn zorgplicht zo goed mogelijk vervullen. Ook vragen wij de zorgverzekeraar om niet nu al contractvoorwaarden te stellen die grotere investeringen vergen dan de beroepsgroep zelf al verlangt.

De zorggroep die afspraken heeft gemaakt met de zorgverzekeraar over de GLI zet het contracttarief door naar GLI-aanbieders die in onderaanneming voor haar werken. Zij houdt hierop naar redelijkheid een percentage in voor o.a. facturatie, incassorisico en compliance. In het verleden kregen wij hierover wel eens concrete negatieve signalen.

De beroepsgroepen kunnen hun leden nog meer ondersteunen bij de contractering, de declaratie en de inkoopeisen van de verschillende zorgverzekeraars. Maar ook goed informeren over de gevolgen als zij niet in onderaanneming gaan werken bij een gecontracteerde zorggroep of geen contract hebben met de zorgverzekeraar. De beroepsgroep kan dit bijvoorbeeld doen via hun website, in seminars en bijeenkomsten.

Verder vragen wij de beroepsgroepen om met ZN en de licentieverstrekkers van GLI-programma's te overleggen over een inzichtelijke en actuele registratie van de programmalicentie van hun leden en van hun individuele gegevens in het AGB-register. Dit is relevante informatie voor de contractering en voor de controle op rechtmatigheid van de betalingen.

6 Gebruik van de GLI en informatie

Het RIVM ziet dat in de 27 maanden tussen 1 januari 2019 tot 31 maart 2021 17.890 cliënten aan een GLI-programma deelnemen of hebben deelgenomen. In de laatste zeven maanden van die periode vond, aldus het RIVM, een verdubbeling plaats van het aantal deelnemers. Het RIVM ziet dat hiermee een eerdere terugval in het aantal nieuwe deelnemers tijdens de eerste golf van de coronapandemie is ingelopen.

Toch neemt na goed twee jaar slechts 0,5 procent van de doelgroep deel. Het RIVM heeft eerder ingeschat dat er 3,5 miljoen potentiële cliënten zijn die voldoen aan de indicatievereisten voor de GLI (los van hun motivatie), waarvan naar verwachting jaarlijks ca. 1 procent zou starten.

In zijn GLI monitoren ziet het RIVM over de periode 1 januari 2019 – 31 maart 2021 de samenstelling van deelnemers langzaam verschuiven. De gemiddelde leeftijd daalt, het aandeel met chronische aandoeningen neemt af en het aandeel hoog opgeleiden neemt toe.

Cumulatieve data v.a. 1 jan 19

30 sept 19

31 mrt 21

Aantal GLI-deelnemers

3.837

17.890

% vrouwen, gemiddelde leeftijd

69%, 50 jaar

69%, 49 jaar

% mannen, gemiddelde leeftijd

31%, 55 jaar

31%, 53 jaar

Opleidingsniveau / SES

% laag

37%

32%

% midden

40%

40%

% hoog

23%

28%

Gezondheidstoestand

% met chronische aandoening(en)

56%

44%

Wij zijn blij met de deelname aan de GLI door iedereen die hiervoor kwalificeert. Tegelijkertijd zien we een afname van het aandeel van mensen met comorbiditeit en een lage SES onder de GLI-deelnemers. De overgang van fysieke naar digitale bijeenkomsten speelt mogelijk een rol voor deze groep, die in het algemeen digitaal minder vaardig is. Ook kan website-informatie over de GLI over voorwaarden, vergoedingen en keuzemogelijkheden voor hen complex zijn. Dit bevestigt nog eens het belang van een actieve houding van de verwijzers en een goede voorlichting door het veld.

De website van de zorgverzekeraars beschrijft de doelgroep soms niet of includeert 16-17 jarigen die het aankunnen niet, en/of vermeldt niet dat de GLI geen eigen bijdrage kent. De noodzaak van machtiging bij ongecontracteerde zorg blijkt meestal niet. Enkele zorgverzekeraars tonen geen overzicht van het GLI-aanbod met tenminste het telefoonnummer. En soms linken zij bij hun zorgzoeker nog steeds niet door naar hun klantenservice, voor cliënten die er niet uit komen.

Zeven zorgverzekeraars benoemen uitsluitend de huisarts als verwijzer. Vier zorgverzekeraars stellen dat ook de medisch specialist kan verwijzen.

Driekwart van de zorggroepen met een GLI-contract informeert de cliënt voldoende over de GLI. Hetzelfde geldt voor de gecontracteerde BLCN-coaches. Van de onderzochte paramedici doet krap de helft dit. De toegankelijkheid en volledigheid van de informatie wisselt sterk per zorggroep/individuele aanbieder. Het betreft overigens een beperkte deelwaarneming.

Wij zien op de websites van de LHV en InEen nagenoeg geen informatie over de GLI. Dat betekent niet dat hun leden, de huisartsen respectievelijk de zorggroepen - een belangrijk deel van de voorschrijvers - zich niet voor een breder gebruik van de GLI inzetten. Het betekent echter wel dat hun beroepsverenigingen het belang van deze vorm van preventie niet publiekelijk uitdragen.

Wat verwachten wij hier van welke partijen?

De zorgverzekeraar moet op zijn website de verzekerde goed informeren over de GLI en haar doelgroep, en over de basiseisen die hij aan de GLI-aanbieder stelt. Deze informatie moet aansluiten bij het zoek- en keuzeproces van de verzekerde. Hij stelt dat de eigen bijdrage en het eigen risico niet van toepassing zijn en dat de vergoeding geldt voor de gehele duur van het programma. Ook informeert hij de verzekerde over de mogelijke consequenties van ongecontracteerde zorg: machtiging, vergoedingsbeperkingen, voorschieten van de rekening, kwaliteit. Hij heeft een goed beeld van de verzoeken om informatie en bemiddeling.

De zorgverzekeraar heeft een zorgzoeker op zijn website over het GLI-aanbod met een goede zoekfunctie en met bereikbaarheidsgegevens per aanbieder. Samenwerkingsverbanden zijn als zodanig in de zorgzoeker duidelijk zichtbaar. De zorgverzekeraar actualiseert de zorgzoeker minimaal één keer per week. De zorgzoeker toont, in regio's waar hij nauwelijks of niet gecontracteerd heeft, voldoende ongecontracteerde alternatieven. Bij de zorgzoeker staat een duidelijke link naar de klantenservice, voor als de verzekerde er niet uitkomt.

De zorgverzekeraar vragen wij om ook verwijzingen van de medisch specialist te accepteren, als er goede afspraken zijn gemaakt over de opvolging van het GLI-traject en een eventuele overname hiervan door de huisarts. De duiding van het Zorginstituut belemmert dit niet.

Ook van de zorggroep verwachten we, dat zij op haar website duidelijk uitlegt wat de GLI is, wie ervoor in aanmerking komt en dat deelname voor de cliënt geen extra kosten met zich meebrengt. Ook moet de zorggroep op haar website en in direct contact aan burgers kunnen uitleggen in welke gemeenten in haar werkgebied GLI-aanbod beschikbaar is. Bij voorkeur overlegt zij over de GLI met de dominante zorgverzekeraar in haar werkgebied. Deze is leidend in het landelijk volgbeleid voor de zorginkoop.

De zorggroep mag geen cliënt voor GLI weigeren die is doorverwezen door een huisarts die niet bij de zorggroep is aangesloten. Wij krijgen signalen dat dit nog steeds gebeurt. De zorgverzekeraar dient dit ook waar nodig in zijn contract met de zorggroep tegen te gaan.

De individuele aanbieders vragen wij om duidelijk op hun websites aan te geven dat zij GLI aanbieden. De aanduiding 'leefstijlcoaching' voldoet niet, omdat hieronder ook diensten kunnen vallen die niet door de Zvw worden vergoed. Ook vragen wij hen, om op hun websites aan te geven voor welk GLI-programma zij een licentie hebben.

De huisartsen ten slotte vragen wij om burgers die kwalificeren voor de GLI en voldoende gemotiveerd zijn om hun levensstijl te veranderen, attent te maken op de mogelijkheid van GLI. De regionale aanbieders geven hen inmiddels ook bruikbare info over hun GLI-aanbod.

7 Conclusie en vervolg

Wij constateren dat verzekeraars in 2021 nauwelijks voortgang hebben geboekt met het contracteren van tenminste één GLI-aanbieder per gemeente, voor hun verzekerden. Zij zullen hard aan de slag moeten om dit beeld te keren in 2022. Indien zij er niet in slagen om zorggroepen vast te leggen, verwachten wij dat zij alternatieven contracteren. Dat is naar hun naturaverzekerden toe zonder meer hun zorgplicht, onverlet de inspanning die wij van hen verwachten naar hun restitutieverzekerden.

Signalen over wachtlijsten hebben wij niet ontvangen, maar het aantal praktiserende – gecontracteerde – GLI-aanbieders stokt. Dit faciliteert niet bepaald de vraag naar GLI. Niet bij de verwijzers en evenmin bij de kerndoelgroep met vooral lage SES en dito gezondheidsvaardigheden.

Verder zien wij dat de zorgverzekeraars hun verzekerden-informatie over de GLI nog steeds niet volledig op orde hebben. Wel hebben zij veelal belemmerende voorwaarden uit de overeenkomst geschrapt, en hun volgbeleid vanaf 2022 ook opengesteld voor de individuele zorgverlener. Dat kan helpen in regio's waar contractering van de zorggroep niet lukt.

Onze verwachtingen voor de zorginkoop en de informatieverstrekking aan verzekerden wijken slechts zijdelings af van onze brief van 11 juni 2020. Dat is echter niet het hele verhaal. Zorgverzekeraars verschillen aanzienlijk in hun activiteiten om de GLI vooruit te brengen. Dit begint zich ook in de – nog onvolledige – data af te tekenen. De ene zorgverzekeraar ziet in verhouding twee tot drie keer méér verzekerden participeren in de GLI dan de andere.

Als de data robuuster worden, kunnen we vanaf volgend jaar gedifferentieerder te werk gaan bij ons toezicht op de opvolging van de zorgplicht voor de GLI. Mogelijk vinden wij individuele versnelling per zorgverzekeraar nodig.

Ook voor de andere partijen blijft genoeg te doen. Wij zien individuele zorggroepen en zorgverleners die de GLI heel goed hebben opgepakt. Maar wij zien ook achterblijvers, niet alleen bij de non-contractanten. Ook is nog werk te doen voor hun landelijke organisaties en die van de verwijzers. Wij zullen dit blijven volgen en zo nodig hierover naar buiten treden.

7.1 Declaratie en tarief: hoe verder?

Zoals wij in onze brief van 11 juni 2020 al aangaven, hebben wij onze GLI-regelgeving voor 2021 aangepast. We verduidelijkten dat de max-max tarieven breed kunnen worden ingezet, ook voor de opstartkosten van de GLI, mits zorgverzekeraar en zorgaanbieder hier over afspraken hebben gemaakt. Ook schrapten wij de verplichting om de verwijzer op de declaratie op te nemen. Toch maakt het veld van beide mogelijkheden nauwelijks gebruik. Eén zorgverzekeraar slechts heeft een max-max tarief afgesproken met één zorggroep. We kunnen ons indenken dat méér zorggroepen te maken hebben met startkosten, en dat dit hen over de drempel kan helpen.

Ook verplichten alle zorgverzekeraars de zorggroep nog steeds om de AGB van de verwijzer op de declaratie te vermelden, door de paramedie-declaratiestandaard te hanteren. Deze standaard wijkt af van de voor zorggroepen gangbare declaratiestandaard van huisartsen. Dat vergt het omzetten van systemen en lijkt een serieuze drempel voor zorggroepen om een contract aan te gaan voor de GLI. Wij denken dat InEen en ZN hiervoor gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen.

Ook voor de NZa ligt er nog werk. Het veld stelt voor de kosten- en tijdsonderbouwing van het GLI-tarief te actualiseren. De huidige situatie kent inmiddels verschillende programma's. De NZa verkent momenteel samen met de veldpartijen de mogelijkheden voor een onderzoek naar de kosten en/of tijdsbesteding, dat tot herijking van de tarieven kan leiden.

Naar boven