Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19448/GB, 22 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19448/GB

Betreft [Klager]

Datum 22 september 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 7 januari 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling

Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is de BBI als zodanig verdwenen. In plaats daarvan is de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) gekomen. Gelet hierop heeft verweerder primair verzocht klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te verklaren.

De wet- en regelgever heeft bij wijze van overgangsrecht ten aanzien van de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI) geregeld dat gedetineerden die in een ZBBI verblijven van rechtswege in een BBA worden geplaatst. Ten aanzien van gedetineerden die op 1 juli 2021 in een BBI verbleven of daarvoor op de wachtlijst stonden, is geen overgangsrecht geregeld. De wetgever heeft juist uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat bij gedetineerden die in een BBI verblijven alsnog moet worden getoetst of zij – op grond van de nieuwe wet- en regelgeving per 1 juli 2021 – in aanmerking komen voor een BBA (vergelijk RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB). Voor plaatsing in de BBA gelden daarbij andere criteria dan die voor plaatsing in de BBI golden. 

Nu klager thans feitelijk niet meer in een BBI kan worden geplaatst en hij ook niet van rechtswege in een BBA zou zijn geplaatst, als hij vóór 1 juli 2021 in een BBI verbleef, heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De beroepscommissie zal hem daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Als klager in een BBA geplaatst wil worden, kan hij daartoe een nieuw verzoek indienen bij verweerder. De beroepscommissie begrijpt dat deze gang van zaken – meer precies: het gebrek aan overgangsrecht – frustrerend is voor klager, maar dat maakt het voorgaande niet anders.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze uitspraak is op 22 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven