Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20203/GB, 15 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20203/GB

    

Betreft [Klager]

Datum 15 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, of van het Detentiecentrum (DC) Schiphol, of van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 februari 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Urbanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De primaire reden voor klagers verzoek om te worden overgeplaatst naar het JC Zaanstad, betreft klagers familie uit Zwitserland. Klagers familie kan hem makkelijker bezoeken indien hij is gedetineerd in de buurt van Schiphol, nu vanaf de luchthaven Zürich enkel – in Nederland – naar de luchthaven Schiphol kan worden gevlogen. Vanwege de getroffen coronamaatregelen heeft klagers familie hem thans nog niet kunnen bezoeken.

Klagers belang bij bezoek van zijn familie is onvoldoende zwaarwegend geacht om van het plaatsingscriterium af te wijken, omdat het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven dat klager nog nader dient te worden gehoord. Het ten tijde van klagers verzoek ingeplande verhoor heeft echter al plaatsgevonden en vanuit de politie noch het OM is aangegeven dat klager nogmaals moet worden gehoord. Daarbij is van belang dat het advies van het OM van 21 januari 2021 en het selectieadvies van 1 februari 2021 dateert. Gelet op het tijdsverloop had het, in het licht van de zorgvuldigheid die bij de belangenafweging dient te worden betracht, op de weg van verweerder gelegen om bij de inrichting dan wel het OM te informeren of klager nog steeds nader diende te worden gehoord. Dat geen nader verhoor meer hoeft plaats te vinden, heeft verweerder niet betwist. Ten behoeve van het politieonderzoek hoeven er op dit moment ook geen vervoersbewegingen plaats te vinden. Klager zal één keer in de drie maanden naar de rechtbank moeten voor een pro-formazitting. Uit de bestreden beslissing blijkt evenwel dat het onderdeel uit het advies van het OM dat ziet op het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank, niet aan de bestreden beslissing ten grondslag heeft gelegen. Primair kan dit argument dus niet worden meegewogen bij de beoordeling van onderhavig beroep. Subsidiair geldt dat in verband met de getroffen coronamaatregelen gedetineerde verdachten niet fysiek aanwezig zijn bij de zittingen. Op dit moment is ook nog geen inhoudelijke behandeling in klagers strafzaak gepland. Het door het OM opgeworpen bezwaar is dan ook niet langer aan de orde.

Voorts wenst klager dichter bij zijn raadslieden, die kantoor houden in Amsterdam, te zijn gedetineerd. Een enkele reis naar klager bedraagt op dit moment 190 kilometer, hetgeen de raadslieden belemmert in het voeren van een goede verdediging. Gelet op de aard van de verdenking, de inhoud van het dossier en het feit dat klager de Nederlandse taal niet machtig is, dient klager regelmatig door zijn raadslieden te worden bezocht.

Naast een overplaatsing naar het JC Zaanstad, zal ook een overplaatsing naar het DC Rotterdam of naar de PI Nieuwegein voor klagers familie en raadslieden aanzienlijk schelen. Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager is op grond van artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) correct geplaatst. In de preventieve fase van de detentie weegt het advies van het OM zwaar mee. In dit advies is niet alleen aangegeven dat voor het horen van klager het de voorkeur geniet om hem in Limburg te houden, maar ook voor de aankomende zittingen. Dat op dit moment wegens de getroffen coronamaatregelen de zittingen via Skype gaan, doet daar niet aan af. Immers, onvoorspelbaar is hoe de coronamaatregelen zich in de komende maanden gaan ontwikkelen.

Inzake de reistijd van klagers raadslieden, geldt dat in Nederland een gedetineerde in principe in elke inrichting kan worden geplaatst, waarvan de advocatuur op de hoogte is. Het is begrijpelijk dat een overplaatsing van klager naar een inrichting die dichter bij het kantoor van zijn raadslieden is gelegen, een kortere reistijd met zich meebrengt, maar dit vormt geen selectiecriterium. Ten aanzien van klagers bezoek blijkt dat klager op dit moment (nog) geen bezoek uit Zwitserland ontvangt. Tevens is niet aangegeven dan wel onderbouwd wanneer en/of hoe vaak er bezoek vanuit Zwitserland zal komen. Mocht er wel bezoek vanuit Zwitserland komen, dan kan klager samen met de huidige inrichting in overleg gaan of een overnachting in een andere inrichting mogelijk is. Hiertoe zijn mogelijkheden.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Sittard. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad, of van het DC Schiphol, of van de PI Nieuwegein, omdat zijn familie en raadslieden hem dan makkelijker kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager is thans gedetineerd in de PI Sittard, die is gelegen in het arrondissement van vervolging. Klager heeft echter verzocht om een overplaatsing naar drie inrichtingen die alle buiten het arrondissement van vervolging zijn gelegen. Daarom moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klagers verzoek had moeten honoreren.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is op basis van de stukken onvoldoende gebleken van bijzondere omstandigheden. Het gegeven dat klagers familie en raadslieden een kortere reistijd zouden hebben, is in dit geval onvoldoende zwaarwegend om een overplaatsing te rechtvaardigen. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt.

Bezoekproblemen zijn in enige mate inherent aan het ondergaan van een detentie. Hoewel klager thans is verstoken van fysiek bezoek, heeft klager de bezoekproblemen van zijn familie – anders dan in het algemeen vermelden dat zij in Zwitserland woonachtig zijn – niet nader onderbouwd. Zo is onduidelijk – los gezien van de getroffen coronamaatregelen, die overigens op dit moment alweer anders zijn dan ten tijde van het ingediende verzoek en beroepschrift –of en waarom er geen kortere reismogelijkheden zijn overwogen dan wel bestaan vanuit Zwitserland naar de PI Sittard (bijvoorbeeld via Duitsland). Verder is onduidelijk of klagers overplaatsing naar één van de drie inrichtingen ertoe zou leiden dat klagers familie hem wel zal en kan bezoeken. Op dit moment heeft klager immers nog geen bezoek ontvangen van zijn familie uit Zwitserland, terwijl op voorhand niet duidelijk is waarom zij wel naar Schiphol zouden kunnen vliegen, maar het laatste stuk (naar de PI Sittard) onoverkomelijk is.

Ten aanzien klagers raadslieden geldt dat bij de plaatsing van gedetineerden het niet mogelijk is om rekening te houden met de vestigingsplaats van de raadsman of raadslieden. Dit vormt dan ook geen selectiecriterium. Voorts is de plaatsing in het arrondissement van vervolging van belang voor een goede rechtsgang, ook al is klager thans niet bij de pro-formazittingen fysiek aanwezig. Dat er volgens klager slechts één keer in de drie maanden een zitting plaatsvindt, doet aan het voorgaande niet af.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 15 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven