Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6788/GA, 6 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6788/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 6 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij ten onrechte nog steeds in het basisregime zit.

De beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft op 24 april 2020 het beklag ongegrond verklaard (ZB-2018-420). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Zuyder Bos (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager klaagt over het uitblijven van een beslissing tot plaatsing in het plusprogramma. Uit de beslissing van de beklagcommissie volgt dat klager niet in het plusprogramma werd geplaatst in verband met het opleggen van een sanctie in mei 2018 alsmede de omstandigheid dat klager geen schadevergoeding betaalt aan zijn slachtoffer en ook geen betalingsregeling zou willen treffen. Het niet willen meewerken aan het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer is geen rood gedrag in de zin van bijlage 1 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) Het gedrag kan hoogstens worden aangemerkt als oranje gedrag (conform de bijlage c onder 6 bij oranje gedrag). Het niet betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer kan geen reden zijn om klagers verblijf in het basisprogramma te laten voortduren. Het beklag dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet in zijn geheel ongedaan kunnen worden gemaakt.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen nadere reactie op het beroepschrift gegeven.

 

3. De beoordeling

Op grond van het destijds geldende artikel 1d, tweede lid van de Regeling heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag – ‘groen gedrag’ – positief scoort gedurende een periode van zes weken. De directeur dient daarbij een belangenafweging te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, enerzijds opdat klager inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet promoveren, anderzijds opdat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.

Uit de toelichting van de directeur in beklag leidt de beroepscommissie af dat klager niet in aanmerking komt voor plaatsing in het plusprogramma omdat aan klager op 13 mei 2018 een disciplinaire straf is opgelegd, klager niet meewerkt aan zijn re-integratie, klager geen schadevergoeding betaalt aan zijn slachtoffer en niet meewerkt aan het treffen van een betalingsregeling.

De beroepscommissie overweegt dat van vorenbedoelde belangenafweging evenwel niet voldoende is gebleken. Een schriftelijke beslissing tot niet promoveren is door de directeur niet overgelegd. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie niet voldoende duidelijk of er een belangenafweging door de directeur is gemaakt bij zijn beslissing om klager niet te promoveren en zo ja, wat deze afweging dan inhoudt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Nu destijds uiterlijk zes weken na een beslissing tot niet promoveren werd bezien of een gedetineerde weer kon promoveren en daartegen na zes weken beklag kon worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van €40,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €40,-.

Deze uitspraak is op 6 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven