Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6744/GA, 23 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6744/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 23 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 8 april 2020 het beklag ongegrond verklaard (G-2020-219). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft zonder klager te horen beslist op zijn klacht. Klager had tijdens een hoorzitting een toelichting kunnen geven op zijn verzoek, wat had kunnen leiden tot een gegrondverklaring van de klacht dan wel verduidelijking hierover. De lijst met betrekking tot een hechte en duurzame band is niet limitatief. Ook zonder een samenlevingscontract, geregistreerd partnerschap of huwelijksakte kan een duurzame band worden vastgesteld. In de huisregels van de PI Vught staat dat het driemaal ontvangen van regulier bezoek ook volstaat om een hechte en duurzame band aan te kunnen tonen. Alhoewel klager verblijft in de PI Sittard, dient sprake te zijn van gelijke regelgeving. Klager heeft meermalen regulier bezoek ontvangen van mevrouw B. en heeft in voldoende mate aangetoond dat sprake is van een hechte en duurzame band.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen nadere reactie op het beroepschrift gegeven.

 

3. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klagers verzoek om BZT is afgewezen. Het BZT is niet in de wet geregeld. In artikel 3.8.1.3 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) is bepaald dat gedetineerden voor BZT in aanmerking kunnen komen, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek naar het oordeel van de directeur hecht en duurzaam is. Ook in de huisregels van de PI Sittard, zoals deze golden ten tijde van het verzoek tot BZT, staat – voor zover van belang – opgenomen dat de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek naar het oordeel van de directeur hecht en duurzaam dient te zijn en dat de gedetineerde dient aan te tonen dat er sprake is van een familieband/relatie.

De directeur heeft klagers verzoek afgewezen, omdat klager niet kan aantonen dat zijn relatie met mevrouw B. hecht en duurzaam is. De directeur heeft daartoe een opsomming gegeven van documenten waaruit zou kunnen blijken van een hechte en duurzame relatie. Onweersproken staat vast dat in het geval van klager en mevrouw B. geen sprake is van een dergelijk document waaruit een hechte of duurzame relatie kan blijken. De directeur gaat er hiermee echter aan voorbij dat de in de inrichting gehanteerde regels niet uitsluiten dat ook op een andere wijze kan worden aangetoond dat sprake is van een duurzame relatie. De opsomming kan bovendien ook volgens vaste jurisprudentie niet als limitatief worden begrepen.

De directeur heeft zich er geen rekenschap van gegeven dat klager sinds acht maanden (naar eigen zeggen) een relatie heeft met mevrouw B., zij meerdere malen op bezoek is geweest en klager vanwege het coronavirus enige tijd geen bezoek kon ontvangen. Van een individuele belangenafweging is niet gebleken. De beslissing om klagers verzoek tot BZT af te wijzen is dan ook onvoldoende gemotiveerd en moet bij deze stand van zaken daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en zal deze bepalen op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 23 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven