Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22862/SGA, 26 augustus 2021, schorsing
Uitspraakdatum:26-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22862/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 26 augustus 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op - zo begrijpt de voorzitter - 23 augustus 2021 beslist verzoeker intern over te plaatsen naar de Afdeling Intensief Toezicht (AIT).

Verzoekers raadsman, mr. P.M. Iwema, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (IJ-2021-001199).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig - zonder overleg of advies vanuit het multi disciplinaire overleg - tot stand is gekomen. De reden voor verzoekers plaatsing op de AIT zou de diefstal van een bril zijn, wat verzoeker ontkent. De AIT is bedoeld voor risicovolle gedetineerden met complex en gevaarlijk gedrag. Klager betwist dat hij tot die doelgroep behoort, terwijl de plaatsing op de AIT een ernstige inbreuk op zijn rechten en vrijheden met zich meebrengt. Verzoeker betwist dat sprake is van voortgezet crimineel handelen in detentie.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat deze op grond van de artikelen in de Pbw bevoegd is onderhavige beslissing te nemen. De directeur geeft aan dat verzoeker op de AIT is geplaatst, nadat uit onderzoek is gebleken dat verzoeker kleine bedragen gestort krijgt van medegedetineerden die op dezelfde afdeling als verzoeker verblijven. De AIT is mede bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben om te voorkomen dat zij criminele activiteiten tijdens detentie voortzetten, aldus de directeur.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de directeur bij een beslissing tot interne overplaatsing, zoals plaatsing op de AIT, dient te motiveren zodat voor de gedetineerde kenbaar is waarom hij wordt overgeplaatst. De voorzitter constateert dat de standpunten met betrekking tot de reden voor plaatsing van verzoeker op de AIT, van verzoeker en de directeur inhoudelijk van elkaar afwijken. Kennelijk is dan ook over de reden van overplaatsing onvoldoende duidelijk gecommuniceerd met verzoeker. De voorzitter heeft voorts geconstateerd dat de directeur op geen enkele wijze ingaat op het standpunt van verzoeker. De directeur onderbouwt daarnaast zijn eigen standpunt op geen enkele wijze. De voorzitter is dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd door de directeur. De bestreden beslissing is daarmee naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing daarvan. Het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 26 augustus 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven