Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8168/GA, 15 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8168/GA

                               

Betreft [Klager]

Datum 15 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het stopzetten van de uitbetaling van zijn loon (LW 2020-352);

b.         de interne overplaatsing naar een ongeverfde en vieze cel, de vier interne overplaatsingen binnen twee maanden en de weigering hem te plaatsen op de Extra Zorg Voorziening (EZV)-afdeling (LW 2020-366);

c.         het niet naar behoren werken van de ventilator in de muur op zijn cel (LW 2020-367);

d.         het niet optreden van het personeel tegen de gedane bedreigingen jegens hem door medegedetineerden (LW 2020-398);

e.         het verwisselen van kaas met varkensvlees en het al ruim een maand niet ontvangen van de wekelijkse eieren (LW 2020-408);

f.          het weigeren van het personeel hem de winkel- en saldolijst te verstrekken op 18 juli 2020 (LW 2020-409);

g.         het niet optreden van het personeel tegen de gedane bedreigingen jegens hem door medegedetineerden (LW 2020-421);

h.         het niet optreden van het personeel tegen de gedane bedreigingen jegens hem door medegedetineerden (LW 2020-422);

i.          de weigering hem te plaatsen op de EZV-afdeling (LW 2020-423);

j.          het bijna dagelijks verstoorde signaal van de televisie (LW 2020-424);

k.         het plegen van valsheid in geschrifte door de directeur (LW 2020-445);

l.          het te weinig fruit ontvangen en het ontvangen van hard/oud brood op 29 juli 2020 en 30 juli 2020 (LW 2020-446);

m.        het weigeren van het personeel hem de winkel- en saldolijst te verstrekken op 1 augustus 2020 (LW 2020-447);

n.         het niet optreden van het personeel tegen de gedane bedreigingen jegens hem door medegedetineerden (LW 2020-460);

o.         de plaatsing in een vieze cel en de niet goede ventilatie in deze cel (LW 2020-461);

p.         het hebben ontvangen van twee zakjes met vleeswaren in plaats van drie zakjes op 7 augustus 2020, 14 augustus 2020 en 28 augustus 2020 (LW 2020-462);

q.         de schending van zijn privacy op 7 augustus 2020 en 9 augustus 2020 (LW 2020-463);

r.          het weigeren van het personeel hem de winkel- en saldolijst te verstrekken op 8 augustus 2020, 15 augustus 2020 en 29 augustus 2020 (LW 2020-464).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 25 september 2020 de klachten onder a., b., (voor zover deze ziet op de weigering van de plaatsing op een EZV-afdeling en – zo begrijpt de beroepscommissie - de interne overplaatsingen) i., l. en p. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn overige klachten. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager was niet aanwezig op de beklagzitting, maar had van het personeel op 18 september 2020 vernomen dat al zijn klachten ongegrond zijn verklaard dan wel dat hij niet-ontvankelijk in zijn klachten is verklaard. Klager heeft daarom op 18 september 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie. Klager ontving echter pas op 30 september 2020 de uitspraak van de beklagcommissie, waarin staat dat uitspraak op 25 september 2020 was gedaan. Klager is daarom (nogmaals) op 30 september 2020 in beroep gegaan en verwijst daarbij naar zijn klaagschriften, de daarbij behorende aanvullingen en het beroepschrift van 18 september 2020.

In het beroepschrift van 18 september 2020 heeft klager het volgende aangevoerd.

Beklag j: In 2017 en 2018 heeft klager ook al een klacht ingediend over dit onderwerp. De directeur heeft destijds bij de beklagcommissie precies hetzelfde aangevoerd als hij heeft gedaan in zijn inlichtingen van 11 september 2020. Drie jaar later is er dus nog steeds niks aan gedaan. De gedetineerdencommissie (hierna: de Gedeco) doet zijn werk dus ook niet goed. Gedetineerden die hierover klagen worden overgeplaatst naar een andere inrichting. Dat is ook de reden dat de Gedeco-leden hun mond houden als het erop aankomt. Daarbij was de huidige provider - KPN - er ook al in 2017. De storingen hebben niks met regen en onweer te maken, nu het gaat om verouderde hardware.

Beklag k: De directeur voert aan dat aan klager een ordemaatregel is opgelegd, omdat de vorige inrichting documenten had overgelegd waaruit de directeur haalde dat klager bij binnenkomst in de PI Leeuwarden drie dagen op cel moest blijven. De directeur weigert echter deze documenten te overleggen aan klager, terwijl klager recht op inzage heeft. De documenten worden niet gegeven, omdat deze volgens klager niet bestaan. Klager heeft de ordemaatregel opgelegd gekregen om te verbloemen dat hij op de verkeerde afdeling was geplaatst. De directeur pleegt daarmee valsheid in geschrifte.

Beklag m: Het personeel doet niks met de informatie en meldingen van klager over wat andere gedetineerden hem aandoen.

Standpunt van de directeur

De directeur verzoekt de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep te verklaren, nu klager op 18 september 2020 beroep heeft ingesteld, terwijl de beklagcommissie op dat moment nog geen uitspraak had gedaan.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beroep

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De directeur heeft in beroep aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk in zijn beroep dient te worden verklaard, omdat op het moment van het instellen van het beroep – te weten op 18 september 2020 – de beklagcommissie nog geen uitspraak had gedaan. Nu op 25 september 2020 uitspraak is gedaan en klager op 30 september 2020 een herstellend beroepschrift heeft ingediend, kan klager naar het oordeel van de beroepscommissie worden ontvangen in zijn beroep.

Inhoudelijke beoordeling

Beklag a.

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

De beroepscommissie constateert dat het klaagschrift - gericht tegen het stopzetten van de uitbetaling van klagers loon - van 20 juni 2020 dateert. Uit het klaagschrift volgt voorts dat per 12 juni 2020 de uitbetaling van klagers loon is stopgezet. Gelet hierop is niet voldaan aan het bepaalde van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw. Gesteld noch gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Beklag b.

De beroepscommissie merkt vooraf op dat onder het kopje ‘De beslissingen’ in de uitspraak van de beklagcommissie enkel staat vermeld dat het beklagonderdeel inzake het niet op een EZV-afdeling worden geplaatst ongegrond wordt verklaard en klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beklagonderdeel inzake de plaatsing in een vieze cel. Uit de beoordeling van de beklagcommissie bij onderhavig beklag maakt de beroepscommissie evenwel op dat ook het beklagonderdeel inzake de interne overplaatsingen ongegrond is verklaard. Zij zal daar dan ook van uitgaan bij onderhavige beoordeling.

Klager beklaagt zich over zijn plaatsing in een vieze, ongeverfde cel op 1 juli 2020. In de cel waren nazisymbolen gekerfd en er was - voordat klager in deze cel werd geplaatst - kennelijk veel gerookt. Daarbij is klager het niet eens met de omstandigheid dat hij in twee maanden tijd viermaal intern is overgeplaatst en dat hij niet op een EZV-afdeling wordt geplaatst.

Ten aanzien van de interne overplaatsingen en het niet worden geplaatst op een EZV-afdeling kan hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de plaatsing in een vieze cel overweegt de beroepscommissie als volgt. Artikel 2, tweede lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) bepaalt dat bij plaatsing de verblijfsruimte schoon wordt opgeleverd aan de gedetineerde, die haar tijdens zijn verblijf zelf schoon houdt. Gelet hierop en op de strekking van het beklagonderdeel had klager ontvangen dienen te worden in dit beklagonderdeel. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklagonderdeel. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op dit beklagonderdeel beslissen.

Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat in de cel waarin klager is geplaatst inderdaad is geconstateerd dat er hakenkruizen in de smalle lat van het prikbord en een SS-teken aan de zijkant van het bureau zijn gekerfd. De directeur heeft daarop het klussenteam de opdracht gegeven om de teksten te verwijderen, wat op 13 augustus 2020 is gebeurd. De directeur heeft in zijn verweer in de beklagprocedure niets aangevoerd over het punt van de ongeverfde cel. In het verweerschrift in de beklagprocedure inzake het beklag onder o. (LW 2020-461) staat dat voorafgaand aan klagers plaatsing de desbetreffende cel is geschilderd. In een aanvullende reactie van 27 augustus 2020 heeft de directeur echter aangegeven dat dit onjuist was en hij heeft vervolgens verzocht de cel alsnog te laten schilderen.

Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de cel waarin klager is geplaatst niet schoon is opgeleverd. Daarbij dient naar het oordeel van de beroepscommissie onder een schone verblijfsruimte tevens te worden verstaan dat de verblijfsruimte wordt opgeleverd zonder symbolen of tekens die als kwetsend kunnen worden ervaren. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij zal daarbij klager een tegemoetkoming toekennen van €10,- voor het ondervonden ongemak.

Beklag c.

Op grond van artikel 6 van de Regeling dient de verblijfsruimte te zijn voorzien van een ventilatiemogelijkheid waardoor op natuurlijke dan wel mechanische wijze de lucht voor de individuele gedetineerde voldoende kan worden ververst. De directeur heeft een wettelijke zorgplicht ten aanzien van de gedetineerden voor wat betreft de ventilatiemogelijkheden in de verblijfsruimten van gedetineerden. Gelet hierop had klager ontvangen dienen te worden in zijn beklag. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Klager stelt dat zijn ventilator in de muur niet werkt. Hij krijgt het hierdoor benauwd, omdat er geen luchtverversing plaatsvindt. Sinds 1 juli 2020 zet klager gedurende de hele dag een kleine plug-in ventilator aan, maar die zorgt enkel voor luchtcirculatie en niet voor luchtverversing.

Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat de luchtverversing in de gehele inrichting centraal wordt geregeld en in 2018 volledig is vernieuwd naar de daarvoor landelijke gestelde vereisten. Elk cel heeft tevens een rooster boven het raam dat individueel kan worden geopend.

De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat de ventilatiemogelijkheden in klagers cel niet voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de Regeling. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag d., g., h. en n.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet handelen, nalaten daaronder begrepen, van het personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie heeft voorts eerder overwogen dat de directeur een algemene zorgplicht heeft (RSJ 19 september 2018, R-71). Onderdeel daarvan is het waarborgen van de veiligheid binnen de inrichting en de veiligheid van de medewerkers en gedetineerden. Nu de klachten zien op het niet adequaat handelen dan wel het niet optreden tegen vermeende gedane bedreigingen jegens klager door medegedetineerden, hetgeen klagers gevoel van veiligheid raakt, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn klachten. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op de klachten beslissen.

Klager stelt dat hij sinds 12 mei 2020 wegens zijn mediagevoelige zaak in de inrichting wordt bedreigd door medegedetineerden. Ze trappen, slaan en spugen tegen klagers gesloten deur en kijken door het luikje naar binnen. Het personeel treedt hier niet tegen op, terwijl deze het wel zien gebeuren volgens klager. Klager verwijst daarbij ook naar camerabeelden, die zijn verhaal zouden bevestigen. Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat het personeel het altijd zal rapporteren als er sprake is van geuite bedreigingen door gedetineerden. De directeur heeft, behoudens één incident waarbij een medegedetineerde door het luikje van klagers cel heeft gekeken, geen rapporten ontvangen van klagers afdeling betreffende onregelmatigheden of het bedreigen van gedetineerden door medegedetineerden. Er zijn eveneens geen aantekeningen in de dagrapportages te vinden over bedreigingen. De directeur heeft aangegeven dat er binnen de inrichting geen sprake is van cameratoezicht op de woonafdelingen.

De beroepscommissie ziet geen reden om te twijfelen aan hetgeen de directeur heeft aangevoerd. Daarmee is onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur diens zorgplicht heeft geschonden inzake het waarborgen van klagers veiligheid, doordat het personeel nalatig zou zijn geweest in de taakuitoefening. De klachten zullen daarom ongegrond worden verklaard. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat voor zover klager ten aanzien van het beklag onder n. heeft aangevoerd dat door een plaatsing op de EZV-afdeling zijn cel beter in de gaten kan worden gehouden, een indicatie ontbreekt voor een plaatsing op deze afdeling, zoals ook volgt uit het beklag onder b.

Beklag e.

Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de verstrekking van voeding aan de gedetineerde. In het derde lid van artikel 44 van de Pbw wordt bepaald dat de directeur ervoor zorg draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerde. Nu klagers beklag ziet op de onjuiste voedselverstrekking door de inrichting had klager dienen te worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen. 

Klager stelt regelmatig niet het voedsel te krijgen dat de inrichting hem verplicht dient te verstrekken. Iedere dag moet de inrichting twee plakken kaas verstrekken, maar in klagers geval worden deze vaak verwisseld met varkensvlees en dat terwijl klager alleen halal eet. Al ruim een maand krijgt klager ook niet zijn wekelijkse eieren. Mogelijk worden de eieren en kaas door de reiniger gestolen.

Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat aan iedere gedetineerde op de maandag, woensdag en vrijdag dertig gram kaas en vijftig gram beleg (vleeswaren) wordt verstrekt. Daarnaast krijgt elke gedetineerde op de vrijdag één ei. Uit navraag door de directeur bij de keuken is gebleken dat klager bij binnenkomst niet heeft gekozen voor een halaldieet. Dit is onlangs aangepast en aan klager zal nu alsnog halalvoeding worden verstrekt.

Gelet op de inlichtingen van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de directeur niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, in die zin dat aan klager de gebruikelijke hoeveelheden aan voeding zijn verstrekt. Daarbij kan de omstandigheid dat klager bij binnenkomst niet heeft aangegeven halalvoeding te willen krijgen, met als gevolg dat aan klager ook vleeswaren zijn verstrekt, de directeur niet worden tegengeworpen. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag i.

Op 3 juli 2020 heeft klager al een klaagschrift ingediend waarin hij over hetzelfde onderwerp – te weten het niet plaatsen van hem op een EZV-afdeling – heeft geklaagd (LW 2020-366). Omdat niet twee keer over hetzelfde geklaagd kan worden, en niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden, had de beklagcommissie op deze grond klager in dit geval niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Beklag j.

Zoals de beroepscommissie eerder heeft geoordeeld (RSJ 2 oktober 2015, 15/1590/GA), stelt de beroepscommissie voorop dat de directeur verantwoordelijk is en blijft (kortdurende incidenten daargelaten) voor een goede ontvangst van televisieprogramma’s, met name nu gedetineerden gehouden zijn te betalen voor huur van de televisie inclusief de ontvangst van programma’s. Gelet hierop had klager ontvangen dienen te worden in zijn beklag. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Klager stelt dat sinds zijn binnenkomst in de inrichting d.d. 4 mei 2020 het televisiesignaal bijna dagelijks wegvalt. Klager moet echter wel €3,- per week betalen om televisie te kunnen kijken. Daarbij verwijst klager naar soortgelijke problemen in 2017 en 2018. De inrichting dient ervoor te zorgen dat het signaal van de televisie actief is en goed werkt.

Uit de inlichtingen van de directeur in de beklagprocedure volgt dat het probleem bij de directeur bekend is en dit onderwerp eveneens aanhangig is bij de Gedeco. De storingen die bij de directeur bekend zijn, zijn niet van de aard zoals door klager wordt beschreven. De inrichting ontvangt het televisiesignaal via een schotel. Dat brengt enige kwetsbaarheid met zich mee vanwege de gevoeligheid voor weersinvloeden. Over het algemeen is er sprake van incidentele, kortdurende verstoringen, die zeker als hinderlijk kunnen worden ervaren. Op grond van de door de Gedeco geïnventariseerde klachten heeft de afdeling Facilitair de problematiek onder de aandacht gebracht bij AROB antennebouw. De inrichting is één jaar geleden gewisseld van provider. Klagers bevindingen in 2017 en 2018 zijn mogelijk vergelijkbaar met de huidige klachten, maar betreffen niet incidenten waar nimmer op zou zijn gereageerd. De directeur verwacht dat er zo spoedig mogelijk een passende oplossing zal komen.

Hoewel vaststaat dat er problemen zijn met het signaalontvangst van de televisies in de inrichting, is vooralsnog niet gebleken dat de televisie van klager dusdanig slecht functioneert dat moet worden geoordeeld dat de directeur niet aan zijn verantwoordelijkheid heeft voldaan om een goede ontvangst van de televisieprogramma’s te bewerkstelligen. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de directeur na constatering van het ontvangstprobleem – in samenwerking met de Gedeco – zo spoedig mogelijk een oplossing tracht te vinden. Dat klager in 2017 en 2018 soortgelijke problemen zou hebben ervaren, doet aan het voorgaande niet af. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beklag o.

Op 3 juli 2020 heeft klager al een klaagschrift ingediend waarin hij over dezelfde onderwerpen – te weten de plaatsing in een vieze cel en de ventilatie – heeft geklaagd (LW 2020-366 en LW 2020-367). Omdat niet twee keer over hetzelfde geklaagd kan worden, is klager (terecht) niet ontvangen in zijn beklag, zij het op andere gronden. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Overige klachten

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de klachten onder f., k., l., m., p., q. en r. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van de klachten onder a. en i. de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klachten.

De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van het beklag onder b. de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze ziet op de plaatsing in een vieze cel, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklagonderdeel en verklaart dit beklagonderdeel gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

Ten aanzien van het overige inzake het beklag onder b. verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt zij in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van de klachten onder c., d., e., g, h., j. en n. de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze klachten, maar verklaart deze klachten ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder o. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de klachten onder f., k., l., m., p., q. en r. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 15 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven