Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6160/GA, 30 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6160/GA

           

Betreft [klager]

Datum 30 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 7 oktober 2019, niet heeft kunnen luchten.

 

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 19 februari 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (ZS-ZW-2019-191). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft ter zitting bij de beklagrechter voor het eerst verklaard dat penitentiair inrichtingswerker (piw-er) J. op de laatste dag van klagers disciplinaire straf ontdekte dat hij al zes dagen niet gelucht had. Klager had deze informatie zowel in zijn klacht als in het gesprek met het afdelingshoofd nog niet eerder verstrekt. De directeur is daarom nu pas in de gelegenheid geweest hierover navraag te doen bij de betreffende piw-er. Deze heeft het volgende verklaard:

 

“Klager zat een disciplinaire straf uit wegens een positieve urinecontrole, waardoor het niet mogelijk is om met de groep mee te luchten. Dit wist klager reeds van te voren, gezien hij reeds eerder een disciplinaire straf ondergaan heeft. Er werd dagelijks aan klager gevraagd of hij gesepareerd wilde luchten. Dit weigerde hij pertinent, omdat hij het niet eens was met de strafmaat. Op de laatste dag van zijn disciplinaire straf heeft het aanwezige team besloten om klager met de groep te laten mee luchten uit coulance.”

 

Klager verklaart dat hij tijdens eerdere straffen op de isoleerafdeling wel gewoon heeft kunnen luchten. Zoals de piw-er in zijn verklaring aangeeft, heeft klager eerder cellulaire straffen gekregen en wist hij wel degelijk dat hij de gelegenheid had te luchten. Klager verblijft sinds 3 mei 2019 in het JC Zaanstad en heeft tijdens zijn verblijf geen disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gehad.

 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg dat een gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Het recht op luchten is zo fundamenteel dat de inrichting extra inspanningen dient te verrichten om een gedetineerde niet te beperken in dit recht.

 

In beroep heeft de directeur – na daarover navraag te hebben gedaan bij de betreffende piw er – toegelicht dat tijdens de disciplinaire straf dagelijks aan klager werd gevraagd of hij gesepareerd wilde luchten, maar dat klager dit pertinent weigerde.

 

De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de inlichtingen van de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur in beroep daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat klager tijdens de disciplinaire straf dagelijks de gelegenheid heeft gehad om te luchten. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de directeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op hem rustende zorgplicht ten aanzien van klagers recht om te luchten. Dat klager van de aan hem geboden gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, is niet aan de directeur te wijten.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De financiële tegemoetkoming die aan klager is toegekend, komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. B. van Kemenade, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven