Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21511/GB, 30 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21511/GB

 

Betreft [klager]

Datum 30 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 april 2021 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met zes maanden te verlengen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing is te laat genomen. De vorige verlenging is van 12 oktober 2020. Klager heeft de beslissing pas op 11 mei 2021 ontvangen, nadat zijn raadsman hierom had gevraagd. Verweerder heeft erkend dat de beslissing drie dagen te laat is genomen, maar verwijst voor wat betreft de te late uitreiking naar de inrichting. Dat is echter niet relevant. Het is aan verweerder om binnen zes maanden te beslissen. Nu dat niet is gebeurd, verblijft klager vanaf 12 april tot en met heden zonder rechtsgeldige titel in de EBI.

 

Standpunt van verweerder

De nieuwe beslissing is drie dagen te laat genomen. De omstandigheid dat de beslissing nog veel later is uitgereikt, valt niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder heeft de inrichting op 15 april 2021 erop gewezen dat de beslissing ‘in het systeem was geplaatst’. De inrichting is vervolgens verantwoordelijk voor de uitreiking. Klager had beklag kunnen instellen tegen de vertraagde uitreiking.

 

3. De beoordeling

Gelet op de inhoud van het beroepschrift en de aanvulling daarop, begrijpt de beroepscommissie dat het beroep uitsluitend is gericht tegen het niet-tijdig nemen van de beslissing (en dus niet tegen de inhoud daarvan).

 

Vaststaat dat de beslissing drie dagen te laat is genomen, nu in artikel 26, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is voorgeschreven dat verweerder elke zes maanden ambtshalve beslist over de verlenging van het verblijf van een gedetineerde in de EBI. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming van €5,- worden toegekend, in verband met de onzekerheid waarin hij heeft verkeerd.

 

Voor zover klager zich ook wenst(e) te beklagen over de niet-tijdige uitreiking van de beslissing, merkt de beroepscommissie op dat uit de inlichtingen van verweerder naar voren komt dat dit in de invloedsfeer van de (directeur van de) inrichting ligt. Daartegen kan/kon klager dus beklag instellen. De beroepscommissie gaat hier daarom nu niet verder op in. Zij volgt klagers raadsman in elk geval niet in zijn stelling dat klager als gevolg van de late beslissing en/of uitreiking tot op heden zonder rechtsgeldige titel in de EBI zou verblijven.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en dat op 12 april 2021 klagers verblijf in de EBI is verlengd tot en met 12 oktober 2021. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €5,-.

 

Deze uitspraak is op 30 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven