Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8337/GA, 30 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8337/GA

               

Betreft [klager]

Datum 30 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 14 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klagers raadsvrouw, mr. N.M.E. Verpaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […] en […], namens het PPC Scheveningen, gehoord op de digitale zitting van 25 juni 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De psychiater heeft gerapporteerd dat klager afwerend in contact blijft, vaak gespannen is, met strakke motoriek over de afdeling loopt en gesprekken met behandelaren afhoudt. Dit behoeft evenwel geen gevaar te zijn en vormt op zichzelf geen reden om dwangbehandeling toe te passen. Voor zover dwangbehandeling noodzakelijk zou zijn vanwege fysieke agressie en maatschappelijke teloorgang, ontbreekt nadere onderbouwing. Bovendien heeft de directeur niet benoemd welke minder bezwarende middelen zijn aangewend om het gevaar af te wenden of weg te nemen en wordt geen rekening gehouden met voorkeuren klager.

 

Klager is vaak vermoeid door de depots die hij krijgt. Het werkt belemmerend. Klager ontvangt op dit moment ook kalmerende middelen. De dwangbehandeling is inmiddels verlengd. De raadsvrouw heeft geen verlengingsbeslissingen ontvangen. Zij wist dus niet dat er na afloop van de onderhavige periode nog dwangmedicatie werd toegepast. Dat is kennelijk wel het geval en het depot is ook verhoogd. Voor zover bekend loopt daartegen geen beroep.

 

Klager neemt de medicatie liever oraal dan dat hij een depot krijgt. Hij betwist dat hij eerder smokkelde met orale medicatie-inname. Dat is nooit vastgesteld. Klager vindt eigenlijk dat hij helemaal geen medicatie nodig heeft.

 

Standpunt van de directeur

Klager is op 19 juni 2020 uit het Pieter Baan Centrum (PBC) te Almere teruggekeerd. Hij was floride psychotisch en ervan overtuigd dat hij met satellieten en chips in de gaten werd gehouden, waarbij hij dusdanig geagiteerd was dat hij in een observatiecel moest verblijven. De eerder ingezette dwangbehandeling verliep tijdens klagers verblijf in het PBC. Vanwege de acute situatie is hij via de zogeheten artikel 32-procedure opnieuw op medicatie ingesteld, waarop zijn toestand zodanig verbeterde dat klager terug kon naar de afdeling. Om terugval te voorkomen was/is het absoluut noodzakelijk dat de medicatie wordt voortgezet. Gebleken is dat klager in psychotische toestand zeer gewelddadig en agressief kan zijn.

 

Een minder bezwarend middel (dan een depot) zou orale medicatie zijn. Tijdens de eerste fase van de behandeling is echter gebleken dat klager daarmee smokkelde. Hij weigerde ook mee te werken aan een laboratoriumonderzoek om de aanwezigheid van medicatie in zijn bloed te kunnen vaststellen. Met klager is gesproken over een ander depot, maar dat wilde hij uiteindelijk niet.

 

Er is geen consensus bereikt over de noodzaak van antipsychotische medicatie. Er was voortdurend gevaar voor nieuwe incidenten. Er wordt altijd gesproken over alternatieven. Maar bij psychoses betreft dat enkel alternatieve medicatie. In het schrijven van de behandelend psychiater van 6 oktober 2020 staat ook een samenvatting van het behandelplan.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een samenvatting van het behandelplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie. Hij wordt ervan verdacht in 2019 in de trein een voor hem onbekende man met een mes in de hals/nek te hebben gestoken. Dit zou mogelijk onder invloed van een psychotisch toestandsbeeld zijn gebeurd.

 

Klager is afwerend in het contact, loopt vaak gespannen over de afdeling en houdt gesprekken met behandelaren af. Hij heeft geen contact met medegedetineerden. Klager is in het PPC Scheveningen meerdere keren fysiek agressief geweest, wat (vermoedelijk) voortkwam uit een psychose. Sinds hij medicatie (in depotvorm) krijgt, is dat niet meer gebeurd. Zijn algehele psychisch functioneren is echter nog onvoldoende verbeterd. Klager staat bekend als zorgmijder. Hij heeft weleens aangegeven bereid te zijn om (orale) medicatie in te nemen, maar daarin is hij niet betrouwbaar gebleken.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt (voor derden en voor maatschappelijke teloorgang) en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R. Raat en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven