Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22023/SGA, 8 juli 2021, schorsing
Uitspraakdatum:08-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22023/SGA

    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 8 juli 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 28 juni 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsman, mr. R.D.A. van Boom, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (IJ-2021-000861).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing van 28 juni 2021 blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Hierbij is onder andere benoemd dat verzoeker op 3 juni 2021 een disciplinaire straf heeft gekregen wegens het misleiden van het personeel door te zeggen dat hij arbeidsongeschikt is terwijl dat niet klopt, op 9 juni 2021 en op 16 juni 2021 zijn aan verzoeker disciplinaire straffen opgelegd wegens onterechte ziekmeldingen en op 21 juni 2021 heeft verzoeker afgetekend voor de arbeid. Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging te maken waarbij het ongewenste gedrag wordt afgezet tegen het gewenste (ofwel het positieve) gedrag van verzoeker. De voorzitter overweegt dat in de bestreden beslissing het gewenste gedrag van verzoeker niet wordt genoemd. Nu het gewenste gedrag in zijn geheel niet wordt benoemd is het de voorzitter niet gebleken dat het gewenste gedrag van verzoeker heeft meegewogen in de door de directeur gemaakte belangenafweging. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoet de door de directeur gemaakte belangenafweging dan ook niet aan de daaraan gestelde motiveringseisen. Nu de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd is de beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 8 juli 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven