Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8595/GB, 22 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8595/GB

    
Betreft [Klager]

Datum 22 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 18 november 2020 afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. J. Verstegen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 13 november 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens medeplegen van diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld. Daarnaast dient hij een gevangenisstraf van zes maanden en een vervangende hechtenis taakstraf van zeventig dagen te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 20 juli 2023.

 

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden;

-    die zijn gepromoveerd.

 

Op grond van het derde lid van het artikel kunnen gedetineerden ook in een ZBBI worden geplaatst als verweerder akkoord is met een voorstel voor deelname aan een PP. Het verblijf in de ZBBI moet in dat geval direct worden gevolgd door deelname aan het PP en duurt maximaal zes maanden.

 

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

 

Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij op 3 september 2020 is gedegradeerd naar het basisprogramma en daarmee niet voldeed aan de eisen die ingevolge de Regeling worden gesteld ten aanzien van een plaatsing in een ZBBI.

 

Hoewel namens klager is aangevoerd dat hij na diens degradatie op 3 september 2020 (waartegen klager overigens beklag heeft ingesteld, dat door de beklagrechter gegrond is verklaard, tegen welke uitspraak de directeur vervolgens beroep heeft ingesteld, dat momenteel nog loopt) op 26 november 2020 weer is gepromoveerd, volgt uit de stukken dat klager op 26 februari 2021 (wederom) is gedegradeerd naar het basisprogramma. Gebleken noch aangevoerd is dat klager thans weer in het plusprogramma verblijft. Zonder promotiebeschikking voldoet klager niet aan de in de Regeling gestelde vereisten om te kunnen worden geplaatst in een ZBBI. Daar komt bij dat, door een wijziging inzake klagers verblijfsstatus, zijn einddatum momenteel is bepaald op 20 juli 2023. Hierdoor heeft klager in het kader van een stapeltraject niet (meer) een strafrestant van maximaal achttien maanden. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven