Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21925/SGA, 29 juni 2021, schorsing
Uitspraakdatum:29-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21925/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 29 juni 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft beslist tot beperking van verzoekers verlof per 1 juli 2021.

Verzoekers raadsman, mr. F. de Vries, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Eh-2021-000328).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op dit moment in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) verblijft. Per 1 juli 2021 zal een belangrijk deel van de Wet straffen en beschermen (hierna: de wet) in werking treden, waarmee de ZBBI als zodanig verdwijnt en wordt vervangen door de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Verzoeker zal op grond van een overgangsregeling in de wet in een BBA geplaatst worden. Het voor de ZBBI geldende ‘regimesgebonden verlof’ komt per 1 juli 2021 te vervallen. Vanaf dat moment geldt voor alle gedetineerden in een BBA de mogelijkheid om voor verlof in aanmerking te komen op grond van een concreet re-integratiedoel. Uit de wet vloeit ook voort dat de frequentie van verzoekers verloven lager kan komen te liggen dan op dit moment het geval is.

De voorzitter begrijpt uit de stukken dat verzoeker kennelijk recent door zijn casemanager over de wet schriftelijk is geïnformeerd. In deze brief is verzoeker verzocht om een verlofplan aan te leveren, op grond waarvan per 1 juli 2021 verlofaanvragen beoordeeld en toegekend kunnen worden. De voorzitter begrijpt de brief van de casemanager zo, dat aan verzoeker is verzocht om zo spoedig mogelijk (nadere) informatie aan te leveren voor zijn verlofplan en dat - vanwege de inmiddels verstreken tijd - de normaal gehanteerde termijn van vier weken voor het beoordelen van een verlofaanvraag nu niet geldt. Uit de brief blijkt niet dat verzoeker in de maand juli geen verlof zal kunnen genieten. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

Ten overvloede merkt de voorzitter op dat zij ervan uitgaat dat de directeur zo spoedig mogelijk op verzoekers verlofaanvragen beslist, zodat in beginsel verloven ook in juli doorgang kunnen vinden, zeker nu de overgangsregeling juist is bedoeld om een soepele overgang van de ZBBI naar de BBA te bewerkstelligen, waarbij het - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - niet de bedoeling kan zijn dat de verloven van een gedetineerde die in de ZBBI tot op heden probleemloos verloven genoot feitelijk plotseling worden opgeschort.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 29 juni 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven