Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8252/GM, 28 juni 2021, beorep
Uitspraakdatum:28-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8252/GM

    

           

Betreft [klager]

Datum 28 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Detentiecentrum (DC) Schiphol (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat het te lang heeft geduurd voordat hij pijnmedicatie kreeg voorgeschreven.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de uitkomst van de bemiddeling van zijn klacht. Bij zijn intake op 4 augustus 2020 is klager gevraagd of de medische dienst zijn dossier mocht opvragen bij zijn huidige huisarts. Daar heeft klager toestemming voor verleend. Pas op 20 augustus 2020 kreeg hij wat te horen. In de tussenperiode van twee weken voelde klager zich in de steek gelaten en ging zijn gezondheid achteruit.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Het hoofd zorg heeft schriftelijk aangevoerd dat de weergave van klager, zoals ook uit het medisch dossier kan worden opgemaakt, niet in lijn is met hun bevindingen. Voorbeelden hiervan zijn er op proces en inhoud. Er is bijvoorbeeld gedurende de periode die klager noemt vrijwel dagelijks contact geweest, waarbij onder andere uitleg is gegeven over de pijnmedicatie. Helaas heeft de medische dienst niet de ontevredenheid van klager tijdens het klachtengesprek kunnen wegnemen.

 

3. De beoordeling

Op grond van de medische informatie stelt de beroepscommissie vast dat klager bij de intake op 31 juli 2020 heeft aangegeven zo nodig fentanyl pleisters te gebruiken in verband met een nekhernia. Klager geeft verder aan de afgelopen twee weken geen pleisters meer te hebben gebruikt. Bij 1 augustus 2020 staat een opmerking van de arts dat je fentanyl pleisters juist niet zo nodig kan gebruiken. De arts heeft de medicatie toen niet voorgeschreven.

Klager reageert daar op 3 augustus 2020 boos op. Op 4 augustus 2020 is de pijnmedicatie met hem besproken. Deze wordt stapsgewijs opgebouwd. Op dat moment geen fentanyl, maar paracetamol en diclofenac. Bij zijn huisarts worden gegevens opgevraagd. Vermeld is dat deze huisarts tot 7 augustus 2020 op vakantie is en dat de waarnemend huisarts niet over de informatie beschikt. In de periode daarna weigert klager meerdere malen de voorgeschreven pijnmedicatie en geeft aan morfine/fentanyl pleisters te willen voor zijn pijn. Op 20 augustus 2020 – na telefonisch rappel op 18 augustus 2020 - is de informatie van de huisarts binnengekomen en op 27 augustus 2020 is de informatie gecheckt en een recept voor fentanyl pleisters aangemaakt.

De beroepscommissie overweegt dat het van zorgvuldigheid getuigt dat klager niet meteen fentanyl pleisters, pijnmedicatie met een sterkere werking en niet voor zo nodig gebruik, zijn voorgeschreven. Ook omdat klager had aangegeven de pleisters in de twee weken voor de intake niet te hebben gebruikt. Een huisarts beoordeelt zelf of een patiënt fentanyl pleisters mag gebruiken, maar in dit geval is gewacht op de informatie van de eigen huisarts van klager en dat heeft naar het oordeel van de beroepscommissie te lang geduurd. De medische dienst had klagers eigen huisarts, na diens terugkomst van vakantie op 7 augustus 2020, actiever kunnen benaderen voor afstemming over het gebruik van fentanyl pleisters door klager en dan hadden deze eerder dan op 27 augustus 2020 kunnen worden voorgeschreven.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, omdat klager in de tussentijds wel pijnstilling is verstrekt maar hij deze heeft geweigerd.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 28 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven