Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5345/GM, 2 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5345/GM

       

Betreft [Naam]

Datum 2 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Naam] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet de juiste medicatie krijgt die hem wel tijdens zijn verblijf in een politiebureau door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) is voorgeschreven.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het medisch document dat klager bij zich had is binnen de PI verdwenen. In dit document staat vermeld welke medicatie klager nodig heeft. Het is ernstig en onprofessioneel dat dit document is verdwenen. Klager krijgt nog steeds niet de juiste medicatie voorgeschreven. Dit gaat ten koste van zijn psychische toestand. Indien aan klager op korte termijn niet de juiste medicatie wordt voorgeschreven, zal hij terugvallen in zijn oude patroon en zal hij harddrugs gaan gebruiken voor zijn problemen. Dit wil hij niet. Hij wil een goede vader zijn.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

 

3. De beoordeling

Klager wil dat (ook) de medicatie wordt voorgeschreven die aan hem door de GGD op het politiebureau is verstrekt. Welke medicatie dit precies is en wat de reden is dat deze medicatie is voorgeschreven, is niet duidelijk. Bij de stukken ontbreekt een voorschrift. Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk dat de inrichtingsarts het medicatiebeleid voortzet en de medicatie voorschrijft die eerder, in een andere PI, aan klager is voorgeschreven. Dit beleid is bovendien besproken en afgestemd met de psychiater.

 

Uit het medisch dossier volgt dat klager alleen benzodiazepinen wil. De beroepscommissie is ermee bekend dat binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen een beleid wordt gehanteerd dat erop is gericht het gebruik van benzodiazepinen vanwege de verslavende werking af te bouwen en deze middelen slechts met grote terughoudendheid te verstrekken. De beroepscommissie is van oordeel dat dit beleid niet onjuist is. Alleen bij een dringende noodzaak kan er aanleiding zijn om van dit beleid af te wijken en toch aan een gedetineerde een benzodiazepine voor te schrijven. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat in dit geval van een dergelijke noodzaak sprake was. Daarbij neemt de beroepscommissie in overweging dat klager verslaafd is (geweest) aan harddrugs en dat hij niet in gesprek wil met de psychiater van de PI.

 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 2 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven