Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7703/GM, 12 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7703/GM

    

Betreft [Klager]

Datum 12 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem onvoldoende zorg is verleend voor zijn brandwond.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Volgens de verpleegkundige was er gaas besteld en moest klagers brandwond vanwege het warme weer vet blijven. Klagers problematiek is niet door een derde beoordeeld, maar enkel door de medische dienst van de PI Vught. Klager heeft uiteindelijk het beloofde gaas niet gekregen. Deze afspraak is dus geschonden en al om deze reden moet het beroep gegrond worden verklaard. Klager is bovendien niet gezien door een arts, terwijl daar wel alle aanleiding voor was.   

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is voor zijn klachten behandeld in overeenstemming met de NHG-Behandelrichtlijn Brandwonden. Het betrof een eerste/tweedegraads brandwond die met vet gaas (Cuticell) is behandeld en binnen een week restloos is genezen. Bij dit soort ongecompliceerde wondbehandeling volstaat een verpleegkundige behandeling en is beoordeling door een inrichtingsarts niet noodzakelijk.

 

3. De beoordeling

Klager klaagt erover dat zijn brandwond aan zijn onderarm niet goed is behandeld. Dit betrof een eerste-/tweedegraads verbranding met geen of hooguit geringe blaarvorming die met vet gaas is behandeld en binnen een week zonder restverschijnselen is genezen. Uit het medische dossier volgt dat klager op 29 juni 2020, 30 juni 2020, 1 juli 2020, 2 juli 2020, 3 juli 2020, 6 juli 2020 en 7 juli 2020 is gezien door een verpleegkundige. Klager is daarmee voldoende gezien en zijn klachten zijn afdoende serieus genomen. Dat klager klaagt dat hij niet ook door een inrichtingsarts is gezien, doet hieraan niet af. De verpleegkundige heeft voldoende gedaan om klagers klachten serieus te nemen en er was geen aanleiding om klager door te verwijzen naar de inrichtingsarts, nu er sprake was van een ongecompliceerde wondbehandeling.

 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven