Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20-6718TA, R-20-6835TA en R-20-6836TA, 15 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6718/TA, R-20/6835/TA en R-20/6836/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 15 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen:

a.  Beschadiging van diverse eigendommen, waaronder kleurlenzen, kleding, stoel, fles parfum, dvd box en tv (Me 2019-353; in beroep R-20/6718/TA);

b.  Vermissing van sokken, boxershort en toiletartikelen (Me 2019-354; in beroep

R-20/6718/TA);

c.  Het ontbreken van werk, onderwijs of behandeling (Me 2019-355; in beroep

R-20/6718/TA);

d.  Het niet terugbetalen van studiekosten (Me 2019-356; in beroep R-20/6718/TA);

e.  Beschadiging van diverse eigendommen, waaronder kleding, een dustbag, beeldscherm van de tv en de afstandsbediening (Me 2020-25; in beroep

R-20/6835/TA);

f.   Vermissing van douchegel en een snellader en de beschadiging van de bluetooth van de tv (Me 2020-26; in beroep R-20/6835/TA);

g.  Het niet teruggeven van diverse eigendommen, waaronder verzorgingsspullen, kleding en schoenen (Me 2020-27; in beroep R-20/6835/TA);

h.  Het niet reageren op een schikkingsvoorstel (Me 2020-28; in beroep R-20/6835/TA);

i.   Het niet teruggeven van diverse eigendommen, waaronder een mobiel, sd-kaart, usb, weegschaal, manicureset en persoonlijke papieren (Me 2020-29; in beroep

R-20/6835/TA);

j.   Het schenden van zijn privacy (Me 2020-41; in beroep R-20/6836/TA);

k.  De weigering geld over te maken naar zijn rekening bij FPC de Kijvelanden (hierna de Kijvelanden) (Me 2020-42; in beroep R-20/6836/TA);

l.   De weigering diverse eigendommen te versturen naar de Kijvelanden (Me 2020-43;

in beroep R-20/6836/TA);

m. Het niet teruggeven van inbeslaggenomen eigendommen (Me 2020-44; in beroep

R-20/6836/TA);

n.  De weigering diverse eigendommen te versturen naar de Kijvelanden (Me 2020-57;

in beroep R-20/6836/TA);

o.  Het overmaken van onvoldoende geld naar zijn rekening bij de Kijvelanden (Me 2020-58; in beroep R-20/6836/TA);

 

De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op

16 april 2020 beklag a, b en d ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klacht c. Op 23 april 2020 heeft de beklagrechter bij de instelling beklag e, f, i, j, l en n ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag g, h, k, m en o.

De drie uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. P.P. van Rhijn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter van 16 april 2020 (Me 2019-353,354,355,356).

Klager heeft tegen de uitspraken van de beklagrechter op 23 april 2020 beroep ingesteld (Me 2020-25,26,27,28,29 en Me 2020-41,42,43,44,57,58).

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De ontvankelijkheid van klager in R-20/6835/TA

De instelling heeft gesteld dat klager het beroep (R-20/6835/TA) te laat heeft ingediend en daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaard moet worden. Klagers raadsman heeft gesteld tijdig beroep te hebben ingediend, maar de beroepscommissie heeft uitsluitend een beroepschrift van klager ontvangen, op 4 mei 2020.

Op grond van artikel 67, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak of na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.

Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift op het secretariaat van de RSJ wordt ontvangen, of de dag die door of namens het hoofd van de instelling is gestempeld op het beroepschrift of de envelop waarin dit wordt verzonden. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, als blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd.

De uitspraak van de beklagrechter is gedateerd op 23 april 2020. Het beroepschrift is gedateerd op 27 april 2020 en blijkens poststempel op de envelop op 1 mei 2020 verzonden. Nu op de uitspraak niet is aangegeven op welke datum de uitspraak is verzonden, is niet uit te sluiten dat klager de uitspraak niet eerder dan 25 april 2020 heeft ontvangen en op de zesde dag van de beroepstermijn heeft verzonden.

Gelet hierop wordt klager het voordeel van de twijfel gegeven en kan klager in zijn beroep worden ontvangen.

 

3. De standpunten in beroep

 

Standpunt van klager

R-20/6718/TA en R-20/6835/TA

Er is sprake van vermissing en beschadiging van diverse eigendommen, zoals ook blijkt uit overgelegde bijlagen. Volgens klager heeft de instelling onzorgvuldig gehandeld tijdens zijn overplaatsing naar de Kijvelanden, nu zijn eigendommen beschadigd zijn en paklijsten onvolledig zijn, waardoor hij niet goed weet wat er precies met welke spullen is gebeurd. Klager beschikt niet over meer of andere bewijzen, omdat het hem niet is toegestaan zijn eigendommen goed te kunnen controleren.

 

Voorts stelt klager zich op het standpunt dat hij niet precies kan aangeven welke persoonlijke eigendommen opgeslagen, zoekgeraakt of beschadigd zijn, omdat hij geen zicht meer heeft op zijn persoonlijke eigendommen, nadat deze hem maanden geleden zijn afgenomen en zijn opgeslagen door de instelling. Het is klager onduidelijk waarom het nog steeds niet mogelijk is om zijn persoonlijke eigendommen terug te krijgen. Wat er ook zij van de bereidwilligheid van de instelling om mee te willen werken aan het retourneren van klagers spullen in het licht van overgelegde e-mailwisseling tussen klagers raadsman en de instelling, dienen de klachten gegrond te worden verklaard vanwege de lange duur van het door klager niet kunnen controleren van zijn spullen. Verzocht wordt te bepalen dat de goederen van klager, waar deze zich nu ook bevinden, éénmaal ter controle aan klager worden aangeboden, opdat een fors aantal klachten kan worden afgedaan dan wel ingetrokken en er een oplossing ontstaat voor deze kwestie.

Met betrekking tot beklag c en d heeft klager vanwege beperkte bezoekmogelijkheid van zijn raadsman door de coronamaatregelen geen aanvullende gronden kunnen indienen en wordt verwezen naar hetgeen daarover in de beklagprocedure is aangevoerd.

 

R-20/6836/TA

Met betrekking tot beklag e tot en met o stelt klager zich op het standpunt dat hij noch zijn advocaat is gehoord door de beklagrechter. De beklagrechter heeft daardoor niet tot een objectief oordeel kunnen komen. Verder is verzocht al hetgeen in de aanvullende gronden van de andere twee beroepen is aangevoerd, ook in dit beroep mee te nemen, omdat het steeds gaat om dezelfde feiten en omstandigheden en de klachten allemaal betrekking hebben op klagers spullen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

R-20/6718/TA en R-20/6835/TA

De instelling stelt zich op het standpunt dat klager een eindeloze stroom aan beklagzaken heeft ingediend, waarvan vele zijn gericht tegen niet nader aannemelijk gemaakte inbreuken op zijn persoonlijke eigendommen. Klager stelt dat er eigendommen zijn beschadigd dan wel zijn verdwenen, maar kan dit niet aannemelijk maken. Ook in een voorgaande instelling heeft klager vele vergelijkbare klachten ingediend. Niet alleen maken deze omstandigheden zijn klachten ongeloofwaardig, tevens blijken deze klachten voort te komen uit langdurige problemen binnen de zeer moeizame samenwerking met klager, waarbij hij zich vanuit zijn pathologie genoodzaakt lijkt te voelen om zich te uiten via talloze (ongefundeerde) beklagzaken.

De instelling heeft nog niet alle eigendommen van klager kunnen teruggeven. Het betreft een dermate grote hoeveelheid eigendommen, dat vervolginstellingen deze hoeveelheid niet hebben willen accepteren. Op het voorstel van de instelling om klagers eigendommen te vervoeren naar een familielid of netwerklid van klager, heeft klager niet willen ingaan. Het is daarom niet aan de instelling te wijten dat klager nog niet over al zijn eigendommen kan beschikken.

 

4. De beoordeling

Aan klagers bezwaar tegen de door de beklagcommissie gevolgde procedure met betrekking tot beklag e tot en met o kan voorbij worden gegaan, reeds nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld. Daarbij komt dat gelet op artikel 61 Bvt, het horen van klager en diens raadsman niet verplicht is in de door de beklagcommissie gevolgde procedure.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. De beroepen zullen daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de klachten die de opslag van de persoonlijke eigendommen van klager betreffen, geeft de beroepscommissie de instelling in overweging (indien nog van toepassing) een regeling te treffen met klager en de huidige instelling van verblijf om hem in de gelegenheid te stellen zijn in de instelling of door de instelling elders opgeslagen eigendommen te bekijken en hem – opnieuw – de mogelijkheid te bieden zijn eigendommen binnen zijn netwerk of – op eigen kosten – in een opslag buiten de instelling op te slaan teneinde op deze wijze tot een oplossing van deze voor klager langslepende kwestie te komen.

 

5. De uitspraak

 

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde.

 

 

Deze uitspraak is op 15 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven