Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16407/GB, 17 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          20/16407/GB

                       

Betreft [Klager]

Datum 17 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 30 november 2020 afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder dient een beslissing te nemen op basis van alle benodigde adviezen en de criteria waaraan een gedetineerde dient te voldoen om deel te nemen aan een bepaald detentiefaseringstraject. Uit het selectieadvies blijkt dat er geen adviezen zijn opgevraagd bij het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Ook zijn het verblijfadres voor de verloven en de dagbesteding niet gecontroleerd. In het selectieadvies staat voorts vermeld dat de hoofdbewoner van het verblijfadres niet is aangeschreven. Voor de goede orde merkt klager op dat deze wel is aangeschreven, maar dat de casemanager hiermee verder niets heeft gedaan.

 

Klager ziet een opname in een kliniek niet zitten. Bij de rechterlijke uitspraak is hem geen enkele voorwaarde opgelegd. Klager heeft reeds bij een eerdere veroordeling meegewerkt aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Een delictanalyse had ook eerder kunnen plaatsvinden. Een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) acht klager geen geschikte plek. Hij ziet tevens het nut niet in van een behandeling in een Forensische Verslavingskliniek (FVK), nu klager op zijn 27ste voor het laatst harddrugs heeft gebruikt en hij thans 53 jaar is. Ook is klager inmiddels gestopt met het gebruik van softdrugs. Gelet op het vorenstaande is de enkele mededeling van de verweerder dat het verzoek wordt afgewezen vanwege het reclasseringsadvies, niet zonder meer begrijpelijk. Bovendien geldt dat, indien de adviezen compleet waren, verweerder een weloverwogen oordeel had kunnen vormen. Verweerder heeft thans het verzoek niet in redelijkheid kunnen afwijzen, aangezien het bij deze stand van zaken helemaal niet duidelijk was of de opname in een kliniek daadwerkelijk zou zijn geïndiceerd.

 

Uit het selectieadvies volgt dat klagers gedrag op de afdeling positief is en dat de inrichting stelt dat zijn gedrag goed is voor fasering naar een inrichting met meer vrijheden. Juist na een langdurige detentie, zoals bij klager het geval is, is het van groot belang om gefaseerd terug te keren in de maatschappij. Klager heeft daarvoor al een verblijfadres en dagbesteding geregeld.

 

Indien een gedetineerde een verzoek doet tot detentiefasering, is de directeur verplicht om een dergelijk verzoek in behandeling te nemen. De casemanager moet hierbij verschillende adviezen en stukken opvragen. Verweerder dient er zorg voor te dragen dat hij over voldoende informatie beschikt om een voldoende afgewogen beslissing te kunnen nemen. Verweerder heeft echter niet kunnen oordelen dat klager niet aan de criteria voor detentiefasering voldoet, omdat onmiskenbaar blijkt dat er sprake is van een incompleet dossier. Bijgevolg had verweerder nog geen beslissing mogen nemen en had hij nadere informatie moeten opvragen bij de casemanager, zodat er een compleet dossier zou worden aangeleverd.

 

Standpunt van verweerder

Namens klager is in het beroepschrift aangevoerd dat verweerder een beslissing dient te nemen op basis van alle benodigde adviezen en er tevens zorg voor dient te dragen dat hij over voldoende informatie beschikt om een voldoende afgewogen beslissing te kunnen nemen. Verweerder is van mening dat dit in dit geval ook is gebeurd. Het opvragen van meer adviezen had niet kunnen leiden tot een ander oordeel en was dan ook niet nodig, nu klager weigert mee te werken aan zijn re-integratieplan. Verweerder mocht zich daarom voldoende geïnformeerd achten om tot een redelijke beslissing te komen.

 

Voorts wordt aangevoerd dat klager gedurende zijn detentie goed gedrag heeft laat zien. Uit het selectieadvies blijkt inderdaad dat klager op dit moment en op bepaalde gebieden positief gedrag laat zien. Klager weigert echter structureel uitvoering te geven aan zijn re-integratieplan. Binnen het toetsingskader promoveren en degraderen wordt dit gezien als ongewenst (en dus negatief) gedrag. Hoewel er geen degradatiebeslissing is genomen, zou klagers gedrag hiertoe wel aanleiding geven.

 

Tot slot wordt namens klager aangevoerd dat er onvoldoende inzicht is verkregen in het maatschappelijk risico ten aanzien van klager. Voldoende duidelijk is gemaakt waaruit het maatschappelijk risico bestaat, nu er bij klager sprake is van een hoog risico op recidive en een hoog risico op letselschade, de ernst van de gepleegde delicten bij klager is toegenomen en hij behandeling weigert.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 10 maart 2009 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twintig jaren met aftrek, wegens moord. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 6 juli 2022.

 

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden;

-    die zijn gepromoveerd.

 

Op grond van het derde lid van het artikel kunnen gedetineerden ook in een ZBBI worden geplaatst als verweerder akkoord is met een voorstel voor deelname aan een PP. Het verblijf in de ZBBI moet in dat geval direct worden gevolgd door deelname aan het PP en duurt maximaal zes maanden.

 

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

 

Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager te kennen heeft gegeven niet te willen meewerken aan een klinische opname ter behandeling van de bij hem vastgestelde problematiek.

 

De reclassering heeft op basis van de ernst van het delict en klagers persoonlijkheidsproblematiek het risico op recidive en het risico op letselschade als hoog ingeschat. Er kan volgens de reclassering bij klager mogelijk alleen worden ingezet op de praktische uitvoering van een re-integratietraject. Alvorens klager hiermee te laten starten, heeft de reclassering geadviseerd om te onderzoeken of nader psychologisch onderzoek is geïndiceerd. Een psychologisch onderzoek heeft uiteindelijk plaatsgevonden en is uitgevoerd door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord te Assen. Uit de conclusie van het onderzoek volgt dat wordt geadviseerd om klager te verwijzen voor een behandeling gericht op zijn persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. Vanwege het hoge risico op recidive zou klager daarbij allereerst in aanmerking komen voor een kliniek, een FVK of een FPK, om mogelijk later door te stromen naar een ambulante setting.

 

Uit het selectieadvies volgt dat klager op 6 november 2020 met zijn mentor, reclasseringswerker en casemanager een gesprek heeft gehad om de conclusie en het advies van voornoemd psychologisch onderzoek te bespreken. Klager heeft toen te kennen gegeven niet mee te willen werken aan het daaruit volgende traject, nu hij niet in een FVK of FPK wil worden opgenomen. Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie (VC) hebben voorts negatief geadviseerd inzake klagers deelname aan een stapeltraject ZBBI/PP. De VC acht het daarbij noodzakelijk dat klager eerst wordt behandeld in een FVK of FPK.

 

Gelet op het feit dat klager weigert mee te werken aan de geïndiceerde behandeling in verband met de bij hem vastgestelde problematiek, mede gelet op de omstandigheid dat zowel het risico op recidive als het risico op letselschade als hoog worden ingeschat, kan klager naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als een gedetineerde die slechts een te verwaarlozen maatschappelijk risico vormt. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat verweerder op grond van de wet niet is verplicht om advies in te winnen bij het OM en/of de politie, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om de bestreden beslissing te kunnen dragen. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven