Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21374/SGA, 20 mei 2021, schorsing
Uitspraakdatum:20-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21374/SGA

             

Betreft [Verzoeker]

Datum 20 mei 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 13 mei 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het bezit van contrabande (mobiele telefoon), ingaande op 13 mei 2021 om 16:00 uur en eindigend op 27 mei 2021 om 16:00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2021-675).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker voert aan dat de beschikking van de onderhavige disciplinaire straf pas na 24 uren aan hem is uitgereikt en dat deze beschikking bovendien tegenstrijdige informatie bevatte. Aan verzoeker is verteld dat hij een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel heeft gekregen, terwijl op de beschikking een disciplinaire straf van acht dagen stond. Ook is de handtekening op de beschikking niet van de directeur. Volgens verzoeker heeft hij pas (na twee dagen) een nieuwe beschikking ontvangen toen hij heeft gevraagd een kopie te laten maken van de eerste beschikking en de directeur kennelijk verzoekers klacht heeft gelezen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat tijdens een celinspectie bij verzoeker een smartphone (iPhone) is aangetroffen. Verzoeker had de smartphone volgens de directeur in zijn onderbroek verstopt. Verzoeker heeft volgens de directeur daarmee de orde, rust en veiligheid van de inrichting in gevaar gebracht. Een disciplinaire straf van veertien dagen in een strafcel is volgens de directeur niet onredelijk en onbillijk. De directeur voert daarnaast aan dat de beschikking per abuis twee uur te laat is uitgereikt. Hoewel de beslissing wel door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur is opgemaakt, is de beslissing door een collega plaatsvervangend vestigingsdirecteur ondertekend. De reden hiervan is volgens de directeur dat de inrichting op dat moment kampte met problemen met de printer. De directeur vindt het enorm vervelend voor verzoeker, maar is van mening dat verzoeker hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Verzoeker heeft tijdig gebruik kunnen maken van de rechtsmiddelen (beklag en schorsing) tegen de beslissing van de directeur, aldus de directeur.

De voorzitter constateert dat de bestreden beslissing is genomen op 13 mei 2021 om 16:10 uur en dat de mededeling daarvan op 14 mei 2021 om 18:00 uur aan verzoeker is uitgereikt. Dat is niet binnen de daarvoor gestelde termijn van 24 uur. Hoewel de wet een onverwijlde uitreiking voorschrijft, hoeft dat – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Die onverwijlde uitreiking van de mededeling is met name bedoeld om de gedetineerde tijdig op de hoogte te stellen van de mogelijkheid om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. Verzoeker heeft van die rechtsmiddelen ten aanzien van de onderhavige beslissing tijdig gebruik gemaakt. Bovendien is aan verzoeker een ondertekende herstelbeschikking uitgereikt toen had aangegeven dat de eerste beschikking onjuist was.

Ten aanzien van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter dat de directeur in redelijkheid de bestreden disciplinaire straf aan verzoeker kunnen opleggen voor het bezit van een iPhone. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 20 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven