Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21401/SGA, 20 mei 2021, schorsing
Uitspraakdatum:20-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21401/SGA            

           

Betreft verzoeker        Datum 20 mei 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Justitieel Complex Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 19 mei 2021 - en op 19 mei 2021 gewijzigd - aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van acht dagen, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus (quarantaine), ingaande op 17 mei 2021 en eindigend op 25 mei 2021.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (ZZ-2021-248).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker stelt dat de ordemaatregel niet is gebaseerd op een wettelijke grondslag. Daarnaast is de ordemaatregel gebaseerd op feitelijke onjuistheden en is er een onjuiste conclusie getrokken, aldus verzoeker. Verzoeker is gevaccineerd en vertoont geen symptomen die passen bij het coronavirus. Volgens informatie van het RIVM hoeft verzoeker in de huidige omstandigheden niet in quarantaine. Het is verzoeker daarom niet duidelijk op grond van welke ´medische richtlijn´ hij nu in quarantaine is geplaatst. Verder voert verzoeker aan dat de quarantaine gevolgen heeft voor de psychische gesteldheid en re-integratie.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 17 mei 2021 een ordemaatregel is opgelegd aan verzoeker, omdat een medegedetineerde op verzoekers afdeling (Zuid 200) positief is getest op het coronavirus. Naar aanleiding van het schorsingsverzoek is de bestreden beslissing op 19 mei 2021 aangepast, in die zin dat verzoeker mogelijk besmet is met het coronavirus, zonder dat hij symptomen vertoont, en dat hij in staat wordt gesteld om te kunnen luchten. De directeur voert aan dat de ordemaatregel is opgelegd in het belang van de gezondheid van alle gedetineerden en ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus en op advies van de arts van de inrichting. Hoewel verzoeker is gevaccineerd, dient iedereen zich aan de algemeen geldende richtlijnen te houden. Op 21 mei 2021 zullen alle gedetineerden getest worden op het coronavirus. De ordemaatregel zal in ieder geval gelden totdat de testresultaten binnen zijn, aldus de directeur. De directeur voert verder aan dat het een vervelende situatie is voor alle gedetineerden, maar dat de quarantaine in het belang is van ieders gezondheid en veiligheid.

Hoewel de voorzitter begrijpt dat de plaatsing in quarantaine gevolgen heeft voor verzoeker, is uit de stukken, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, voldoende gebleken dat de opgelegde ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is in het belang van de gezondheid en veiligheid van gedetineerden - zoals is vastgelegd in artikel 23, eerste lid, onder a. van de Penitentiaire beginselenwet -, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting. De voorzitter merkt daarbij op dat het feit dat verzoeker gevaccineerd is tegen het coronavirus en dat hij op dit moment geen symptomen vertoont, daar niet aan afdoet, nu verzoeker nog steeds besmet kan raken met het coronavirus en/of dat hij een ander daarmee kan besmetten. De bestreden beslissing kan daarom niet op voorhand onredelijk of onbillijk worden geacht. Het verzoek zal worden afgewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 20 mei 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven