Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8643/TA, 21 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8643/TA

              

Betreft [klager]

Datum 21 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de verlenging van de eerder aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel, ingaande op 9 oktober 2020 (OV2020/82);

b.  het niet meer willen sparen voor resocialisatie doeleinden en het niet krijgen van het geldbedrag dat klager reeds heeft gespaard, gezien er een LFPZ-indicatie wordt aangevraagd (OV2020/84).

 

De beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 23 november 2020 beklag a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. J.J. Weldam, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens de instelling mevrouw

[…], jurist, en […], hoofd behandeling, gehoord op de digitale zitting van 3 maart 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is sprake van schending van artikel 61 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. De zaak zou op de stukken worden afgedaan, maar kennelijk is alsnog de zaak digitaal op een zitting behandeld waarbij namens de instelling wel betrokkenen zijn gehoord. Ten onrechte is overwogen dat klagers advocaat heeft aangegeven niet te zullen inbellen.

Klager heeft vanaf 25 augustus 2020 tot en met 20 november 2020 volledig in afzondering gezeten. De aangifte tegen klager van bedreiging is geseponeerd. Dat kan dan ook geen reden zijn geweest om klager af te zonderen.

Tussen klager, zijn raadsman en hoofd behandeling heeft een gesprek plaatsgevonden. In dit gesprek is nogmaals aangegeven dat klager probeert om de problemen op te lossen. De instelling blijft van mening dat de aanvraag voor plaatsing in een LFPZ-voorziening dient te worden gehandhaafd. De instelling wil daarnaast de afspraken die zijn gemaakt in december 2019 niet handhaven. Klager heeft aangegeven dat hij hierdoor steeds het risico loopt dat, indien een medepatiënt over hem klaagt, hij nieuwe maatregelen krijgt opgelegd. Er is afgesproken dat eerst met klager dient te worden gesproken alvorens nieuwe maatregelen worden opgelegd. De instelling houdt zich echter niet aan deze afspraken. Aan klager is momenteel geen afzonderingsmaatregel opgelegd. Hij heeft wel een begeleidingskaart.

Klager wil graag het geld dat hij heeft gespaard voor zijn resocialisatie doeleinden ontvangen, nu klager niet meer wordt geresocialiseerd. Klager wenst graag van de instelling te vernemen of het klopt dat hij niet vrijelijk over zijn geld kan beschikken. Volgens klager is er een beslissing genomen die inhoudt dat hij niet over het geld kan beschikken.

Op 1 oktober 2020 is aan klager medegedeeld dat een longstay-aanvraag zal worden ingediend, nu er geen mogelijkheden voor behandeling meer worden gezien. Klager heeft bij zijn mentor aangegeven dat hij het geld dat hij heeft gespaard voor zijn resocialisatie doeleinden wenst te ontvangen. Een week later is aan hem medegedeeld dat hij dit geld niet kon krijgen, nu er enkel nog een aanvraag voor plaatsing in de longstay is gedaan. Zijn mentor heeft geregeld dat de afschrijving is stopgezet van het geld dat klager per maand moest sparen voor resocialisatie. Dit is in oktober of november gebeurd. Klager heeft geen schriftelijke beslissing ontvangen. Hij heeft in november 2020 mondeling gehoord dat het bedrag van €2000,- niet aan hem wordt gegeven. Klager heeft inmiddels wel €400,- ontvangen van de rekening, omdat hij geen geld meer had. Klager is beperkt in het verdienen van geld doordat hij niet veel kan werken.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager heeft stapsgewijs meer vrijheden gekregen om erop toe te zien dat klager met zijn gedrag de sfeer op de afdeling niet teveel zou beïnvloeden. Er is gekeken naar het contact tussen klager en de medepatiënten. Klager kan met zijn gedrag andere patiënten destabiliseren en voor onrust zorgen. Klager is erg goed in het maken van opmerkingen wanneer er geen medewerkers van de instelling aanwezig zijn. Welke incidenten er hebben plaatsgevonden na 11 september 2020 kan ter zitting niet nader worden toegelicht.

Klager heeft €400,- ontvangen van het geld dat hij heeft gespaard voor resocialisatie doeleinden. Daarnaast is het automatisch sparen op deze rekening stopgezet. Klager wordt al geruime tijd in de gelegenheid gesteld om drie uur per dag te werken. Dit weigert hij echter. Hierdoor zou hij inkomsten kunnen genereren.

 

3. De beoordeling

Aan klagers bezwaar tegen de door de beklagcommissie ten aanzien van zijn beklag gevolgde procedure kan voorbij worden gegaan, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

 

Beklag a.

Op 9 oktober 2020 is de eerder aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel verlengd. Geconstateerd moet worden dat de afzonderingsmaatregel in de schriftelijke mededeling summier is gemotiveerd. In de reactie van het hoofd van de instelling op het ingediende schorsingsverzoek en het ingestelde beklag is evenwel voldoende nader toegelicht wat de grondslag was voor de maatregel. De beroepscommissie merkt wel op dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de schriftelijke mededeling zelf een toereikende en concrete motivering dient te behelzen (zie ook RSJ 15/4115/TA, 7 maart 2016).

Aanleiding voor de verlenging van de opgelegde afzonderingsmaatregel is dat klager – hoewel hij functioneel in contact is – nog steeds opruiend en ontwrichtend aanwezig is. Klager heeft duidelijk gemaakt dat hij nog wraakgevoelens heeft richting medepatiënten en dat hij plannen heeft om deze wraak ook te uiten. Sinds de eerdere verlenging van de afzonderingsmaatregel van begin september 2020 is er geen verbetering in het toestandsbeeld van dan wel de samenwerking met klager. Het beeld is dat klager zich voornamelijk van de ene ontwrichtende situatie naar de andere beweegt. Het behandelteam maakt zich zorgen over de veiligheid.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

Beklag b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden inzake beklag a.

 

 

Deze uitspraak is op 21 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven