Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20739/GV, 10 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20739/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 10 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 31 maart 2021 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De bestreden beslissing is onjuist dan wel ontoereikend gemotiveerd. De in de inrichting geboden zorg bestaat er enkel uit dat klager beschikt over een alarmbel, waarmee hij op elk moment de hulp van de medische dienst kan inroepen. Dat is echter ontoereikend om klagers hartconditie afdoende te kunnen monitoren. Zijn hartfunctie bedraagt slechts ongeveer tien procent, als gevolg waarvan het risico op hartfalen, bijvoorbeeld tijdens de slaap, reëel is. Onder deze omstandigheden volstaat het kunnen beschikken over een alarmbel niet, omdat men voor het bedienen van de alarmbel bij bewustzijn dient te zijn.

 

Standpunt van verweerder

Klagers gezondheid in de inrichting wordt voldoende gewaarborgd en de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is onvoldoende vast komen te staan. De inrichtingsarts heeft niet te kennen gegeven dat er dringende redenen van lichamelijk aard zijn, die aan de voortzetting van detentie in de weg staan. De niet onderbouwde stelling van klager dat de vanuit en in de inrichting geboden zorg ontoereikend is, maakt dit niet anders. Klager beschikt over een alarmbel en bezoekt daarnaast zijn specialist. Ook het door de specialist opgestelde behandelplan wordt uitgevoerd in de inrichting, waar 24/7 uurs zorg wordt geboden.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Volgens de inrichtingsarts en het hoofd van de afdeling Zorg ontvangt klager de voor hem benodigde zorg.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat de medische zorg voor klager in de inrichting kan worden geboden.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 7 februari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven maanden, wegens (gekwalificeerde) diefstal en handelen in strijd met de Wegenverkeerswet 1994. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 5 september 2021.

Op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voorzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met zijn hartconditie, omdat de inrichting volgens klager niet de daartoe benodigde zorg kan leveren.

De inrichtingsarts, en ook het hoofd van de afdeling Zorg van de PI Grave, hebben te kennen gegeven dat klager vanuit de inrichting bij zijn eigen specialisten in behandeling is en dat de door hen geadviseerde zorg in de inrichting kan worden geleverd. Daar komt bij dat klager op elk moment de hulp van de medische dienst kan inschakelen, mocht dat nodig zijn.

Op basis van deze informatie is de beroepscommissie van oordeel dat klager de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende heeft onderbouwd. Niet is gebleken dat klagers gezondheidssituatie in de weg staat aan de voortzetting van zijn detentie. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven