Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8367/GB, 29 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8367/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 29 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 september 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 20 oktober 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. E.G.S. Roethof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en voorts in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het beginsel van een zorgvuldige belangenafweging.

Klager zou graag regelmatig bezoek ontvangen van zijn familie om zo niet geïsoleerd en eenzaam te geraken en zijn familiebanden te onderhouden. De reisafstand zorgt ervoor dat klager niet regelmatig bezoek ontvangt. Met name voor de familieleden en klagers partner is de reisafstand zeer belastend. Klager wenst met zijn pasgeboren kind een band op te bouwen.

 

Standpunt van verweerder

Klagers plaatsing in de gevangenis van de PI Lelystad is een juiste plaatsing geweest op grond van het bepaalde in artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

De reisafstand vanaf Amsterdam naar Lelystad (42 minuten) is volgens de ANWB routeplanner een kleine 20 minuten meer dan die vanaf Amsterdam naar het JC Zaanstad (23 minuten). Het verschil in reistijd vormt geen grond om de selectiebeslissing te herzien. De reistijd vanuit Amsterdam naar de PI Lelystad is redelijk te noemen. Hierbij is meegewogen dat op geen enkele wijze aangetoond wordt, althans niet schriftelijk onderbouwd, waarom klagers familie niet tot reizen in staat is.

Daarnaast staat niet vast dat klager de vader is van het pasgeboren kindje. Klagers verzoek om strafonderbreking – die voor de bevalling was aangevraagd – is op 1 oktober 2020 afgewezen. Klager heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in het huis van bewaring van de PI Leeuwarden. Op 16 september 2020 is hij – naar aanleiding van zijn veroordeling door de rechtbank in een andere strafzaak – geplaatst in de gevangenis van de PI Lelystad, omdat er in de inrichting van klagers voorkeur op dat moment geen celcapaciteit beschikbaar was en deze inrichting een lange wachtlijst had. Klager heeft zijn voorkeur uitgesproken voor plaatsing in het JC Zaanstad, omdat zijn familie en zijn partner met hun pasgeboren baby hem dan gemakkelijker kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Klagers vestigingsadres ligt in Amsterdam. In het arrondissement Amsterdam bevindt zich geen gevangenis. Het JC Zaanstad (arrondissement Noord-Holland) en de PI Lelystad (arrondissement Midden-Nederland) liggen beide in een aanpalend arrondissement. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak dus geen rol van betekenis.

Verweerder heeft voor het berekenen van het verschil in reisafstand tussen de PI Lelystad en het JC Zaanstad als uitgangspunt gehanteerd dat klagers partner met hun pasgeboren kind in Amsterdam woonachtig is. Uit klagers bezwaarschrift en de door klager in de bezwaarfase overgelegde zwangerschapsverklaring blijkt echter dat klagers partner met hun pasgeboren kind in de gemeente Haarlem woont. Verweerder heeft dus de verkeerde woonplaats als uitgangspunt genomen. De reisafstand vanuit de gemeente Haarlem naar de PI Lelystad is – zowel met het openbaar vervoer als met de auto –  aanzienlijk langer dan de reisafstand vanuit de gemeente Haarlem naar het JC Zaanstad.

Uit de door klager overgelegde zwangerschapsverklaring blijkt ook dat de in de verklaring genoemde zwangere vrouw klagers partner is. Klager heeft door het overleggen van de zwangerschapsverklaring in ieder geval een begin van onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij de vader is van het pasgeboren kind.

Verweerder heeft meegewogen dat klager niet heeft onderbouwd waarom zijn familie niet tot reizen in staat is, maar naar het oordeel van de beroepscommissie is het evident dat naarmate een reisafstand langer is, dit bezwaarlijker is voor zowel moeder als pasgeboren kind. Klager heeft aangegeven dat hij een band met zijn pasgeboren kind wil opbouwen en de beroepscommissie acht het van belang dat hij en zijn dochtertje daar daadwerkelijk de mogelijkheid toe krijgen.

Een en ander leidt tot de conclusie dat de bestreden beslissing bij de huidige stand van zaken onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Dan kan ook de stand van zaken met betrekking tot de celcapaciteit in het JC Zaanstad worden meegenomen en of klager op de wachtlijst kan worden geplaatst.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 29 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven