Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21086/SGA, 28 april 2021, schorsing
Uitspraakdatum:28-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21086/SGA

  

           

Betreft […]

Datum 28 april 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) heeft

a.  op 24 april 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een poging tot frauderen bij de afname van een urinecontrole, ingaande op 24 april 2021 om 16.45 uur en eindigend op 29 april 2021 om 16.45 uur; en

b.  op 26 april 2021 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (A-2021-164).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 24 april 2021 tijdens de afname van een urinecontrole een zenuwachtige indruk maakte en iets tevoorschijn wilde halen. Vervolgens is hij meegenomen naar zijn cel om hem aldaar te visiteren. Bij het visiteren heeft verzoeker een potje uit zijn onderbroek gehaald, waarin peper bleek te zitten. Hiermee heeft verzoeker volgens de directeur het personeel misleid.

Verzoeker is disciplinair gestraft wegens (een poging tot) frauderen bij de afname van een urinecontrole en gedegradeerd naar het basisprogramma wegens ontoelaatbaar gedrag (frauderen bij een urinecontrole). Hoewel verzoeker tijdens de afname van de urinecontrole een zenuwachtige indruk maakte en een potje peper in zijn onderbroek bij zich droeg – hetgeen opmerkelijk is te noemen – is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van frauderen bij de afname van een urinecontrole (ontoelaatbaar gedrag) of van een poging daartoe. Niet gebleken is immers dat testresultaten met peper kunnen worden beïnvloed en peper kan op zichzelf ook niet als contrabande worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 28 april 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven