Onderwerp: Bezoek-historie

Goedkeuring baggeren tijdelijke werkgeulen Afsluitdijk
Ondertekeningsdatum:22-04-2021Geldigheid:01-06-2021 t/m 31-10-2022Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Goedkeuring baggeren tijdelijke werkgeulen Afsluitdijk

Besluit

Geachte ,

Op 26 mei 2020 heb ik van u, daartoe gemachtigd door Rijkswaterstaat middels de DBFM-overeenkomst, per e-mail het verzoek ontvangen voor goedkeuring van baggerwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden ter versterking van de bekleding van de Afsluitdijk aan de Waddenzeezijde. Bij het verzoek heeft u, op basis van het voorschrift 24 van de eerder voor dit project verleende Nb-wetvergunning een ecologische effectanalyse bijgevoegd.

1 PROCEDURE

Op 18 januari 2016 heb ik aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland een Nb-wetvergunning verleend met kenmerk DGAN-NB/15050604 voor de versterking van de Afsluitdijk aan de Waddenzeezijde. In de passende beoordeling die aan deze vergunning ten grondslag ligt kon destijds geen uitspraak worden gedaan over de mogelijke ecologische gevolgen van de baggerwerkzaamheden die voor de uitvoering van dit project werden verwacht omdat diverse daarvoor noodzakelijke gegevens nog niet bekend waren (baggermethode, locaties en hoeveelheden, ligging mosselbanken, enz.). Om deze reden is in de verleende vergunning het voorschrift 24 opgenomen, luidend:

De voor de aanvoer van materialen benodigde en in het Natura 2000-gebied Waddenzee te graven vaargeulen dienen zo kort mogelijk te zijn. Bij de aanleg ervan dienen aanwezige mosselbanken te worden ontzien, zulks ter validatie door het bureau MarinX (verantwoordelijk voor de jaarlijkse survey's). Er dient gebruik te worden gemaakt van voor de natuurwaarden in de Waddenzee minst schadelijke techniek, zowel ten aanzien van het verwijderen van de specie als de stort/verwerking daarvan. De geplande locatie van de vaargeulen, de verwachte hoeveelheden te storten en/of te verwerken specie, alsmede de gekozen wijze van uitvoering, wordt, voorzien van een ecologische effectanalyse, minimaal drie maanden voor de aanvang van het graven van de geulen schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Omdat altijd moet worden voldaan aan het vereiste van de Wet natuurbescherming dat een activiteit, zelfstandig dan wel in cumulatie, geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied mag veroorzaken, betekent dit feitelijk ook dat de toestemming/goedkeuring voor de betreffende baggerwerkzaamheden pas is verleend nadat deze werkzaamheden middels de in voorschrift 24 gevraagde ecologische effectanalyse passend zijn beoordeeld en deze beoordeling door het bevoegd gezag is goedgekeurd. De op 18 januari 2016 verleende Nb-wetvergunning is daarom geen impliciete toestemming voor de uitvoering deze baggerwerkzaamheden.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag met de daarbij behorende bijlagen maakt onderdeel uit van dit besluit.

2 AANVRAAG

Er wordt goedkeuring gevraagd voor:

De aanleg in de Waddenzee van 13,3 km ondiepe (tot 3,8 m -NAP) tijdelijke werkgeulen van 50 meter breed op drie locaties parallel aan de Afsluitdijk door middel van waterinjectie-baggeren in de periode van 1 juni 2021 tot 1 november 2022.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de daarbij gevoegde bijlage.

3 BEOORDELING

3.1 Afbakening

Deze ecologische effectanalyse betreft een nadere uitwerking van en aanvulling op de passende beoordeling die ten grondslag heeft gelegen aan de op 18 januari 2016 aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland verleende Nb-wetvergunning met kenmerk DGAN-NB/15050604 en moet in samenhang daarmee worden gelezen.

Gebied

De activiteit waarvoor goedkeuring wordt gevraagd vindt plaats in en heeft (mogelijk) effect op het Natura2000-gebied Waddenzee.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de bij de aanvraag gevoegde ecologische effectanalyse, welke ik beschouw als passende beoordeling, de in redelijkheid denkbare typen effecten die kunnen optreden op de instandhoudingsdoelen van de Waddenzee. Dit zijn:

  • Kwaliteitsverlies van het habitattype H1110A (permanent overstroomde zandbanken) door bodemberoering.

  • Kwaliteitsverlies van de habitattypen H1110A (permanent overstroomde zandbanken) en H1140 (slik- en zandplaten, getijdengebied) door bedekking met slib en het afsterven van bodemleven, met effecten op beschermde zeezoogdieren, trekvissen, broedvogels en niet-broedvogels.

  • Kwaliteitsverlies van de habitattypen H1110A (permanent overstroomde zandbanken) en H1140 (slik- en zandplaten, getijdengebied) door vertroebeling van het zeewater met effecten op de primaire productie, alsmede beperking van het doorzicht van het water met effecten op beschermde zeezoogdieren, trekvissen, broedvogels en niet-broedvogels.

Alle andere mogelijke gevolgen zijn in de ecologische effectanalyse gemotiveerd uitgesloten of reeds passend beoordeeld ten behoeve van de vergunning met kenmerk DGAN-NB/15050604.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de ecologische effectanalyse op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

3.2 Mogelijke effecten en mitigatie

Habitattype H1110A (permanent overstroomde zandbanken) en H1140 (slik- en zandplaten, getijdengebied)

Het verlies van kwaliteit van het habitattype H1110A ter plaatse van de tijdelijke werkgeulen is tijdelijk en zal zich na verloop van tijd herstellen. Het is mijn verwachting dat door de methode van waterinjectie er meer bodemorganismen ter plaatse zullen overleven dan bij andere traditionele baggermethoden het geval is, waardoor ook sneller herkolonisatie en herstel zal plaatsvinden. De realisatie van de tijdelijke werkgeulen zal het bereiken van de instandhoudingsdoelen niet in de weg staan.

Bij de ecologische effectanalyse is voor het in beeld brengen van de mogelijke effecten ten aanzien van vertroebeling en sedimentatie gebruik gemaakt van het model Delft3D, wat ik beschouw als best beschikbare kennis. Deze uitkomsten bieden mij voldoende zekerheid dat de vertroebeling en sedimentatie die door de beoogde baggerwerkzaamheden zullen worden veroorzaakt niet zullen leiden tot significant negatieve effecten op de habitattypen H1110A en H1140. Ter waarborging van deze conclusie verbind ik aan dit besluit de aanvullend inhoudelijke voorschriften 24.a t/m 24.e.

3.3. Cumulatie

Bij toestemmingsverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een toestemming kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant negatief effect kan hebben op de instandhoudingsdoelen waarvoor het gebied is aangewezen.

In hoofdstuk 11 van de ecologische effectanalyse is nagegaan of er in cumulatie mogelijk alsnog sprake zou kunnen zijn van significant negatieve effecten. Naar mijn mening is voldoende gemotiveerd dat dit kan worden uitgesloten.

Ik concludeer dat in de aangeleverde ecologische effectanalyse een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

4 BESLUIT

Overwegende dat:

  • Met de door u uitgevoerde ecologische effectanalyse, de daarbij behorende rapportages en documenten, de voorschriften en mitigerende maatregelen, de zekerheid is verkregen dat de activiteit waarvoor de goedkeuring is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.

  • Goedkeuring van de activiteit niet leidt tot verandering van de conclusies van de oorspronkelijke passende beoordeling.

  • Met het verzoek tot goedkeuring, de onderbouwing daarvan, alsmede de gekozen uitvoeringswijze, wordt voldaan aan het voorschrift 24 van de op 18 januari 2016 aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland verleende Nb-wetvergunning met kenmerk DGAN-NB/15050604.

Concludeer ik dat:

  • De gevraagde goedkeuring, onder de hieronder opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

En besluit ik:

  • goedkeuring te verlenen voor de baggerwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden ter versterking van de bekleding van de Afsluitdijk aan de Waddenzeezijde.

De aanvraag en de daarbij behorende bijlage maken onderdeel uit van dit besluit.

5 VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Waddenzee aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan dit besluit de volgende voorschriften en beperkingen.

Dit besluit is gebaseerd op voorschrift 24 van de op 18 januari 2016 aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland verleende Nb-wetvergunning met kenmerk DGAN-NB/15050604. Dit besluit is een aanvulling op deze eerder verleende vergunning en moet in samenhang daarmee worden gelezen, met hierbij inbegrepen het jaarlijks ecologisch werkplan op basis van voorschrift 21 van die vergunning.

Aanvullende inhoudelijke voorschriften

24.a De baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd door middel van waterinjectie.

24.b Bij de dijkvakken 6 en 7 wordt gebaggerd bij afgaand tij wanneer de daadwerkelijk aan de bodem optredende ebstroom, al dan niet onder invloed van wind en spuien, zich in de richting van het beoogde transitiegebied Den Oever beweegt.

24.c Bij dijkvak 8 wordt gebaggerd bij opkomend tij wanneer de daadwerkelijk aan de bodem optredende vloedstroom, al dan niet onder invloed van wind en spuien, zich in de richting van het beoogde transitiegebied Breezanddijk beweegt.

24.d Bij dijkvak 9 wordt gebaggerd bij afgaand tij wanneer de daadwerkelijk aan de bodem optredende ebstroom, al dan niet onder invloed van wind en spuien, zich in de richting van het beoogde transitiegebied Breezanddijk beweegt.

24.e Bij dijkvak 11 wordt gebaggerd bij afgaand tij wanneer de daadwerkelijk aan de bodem optredende ebstroom, al dan niet onder invloed van wind en spuien, zich in de richting van het beoogde transitiegebied Kornwerderzand beweegt.

24.f Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de met dit besluit goedgekeurde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen 1 week per e-mail bij het bevoegd gezag (wetnatuurbescherming@minlnv.nl).

Looptijd en geldigheid

24.h Deze goedkeuring is geldig van 1 juni 2021 tot en met het moment dat de toegestane activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 2), maar uiterlijk tot en met 31 oktober 2022.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van dit besluit worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan dit besluit worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:




MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BIJLAGE(N):

  1. Ecologische effectanalyse

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Voor de bij het besluit behorende bijlage 1, die door de aanvrager is aangeleverd, heeft aanvrager bij e-mail van 6 april 2021 aangegeven dat deze als zodanig en zonder voorbehoud mag worden gepubliceerd.

Naar boven