Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8245/GB, 21 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/8245/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 21 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 8 oktober 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

e beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft sinds 6 november 2019 in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de locatie Esserheem, omdat hij zich in de PI Zwolle – op grond van hem bekende informatie – niet langer in voldoende mate veilig voelt. Klager heeft van zijn medegedetineerden en van zijn contacten buiten de inrichting vernomen dat er een prijs op zijn hoofd gezet zou zijn en vreest daarom voor represailles.

Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen een overplaatsing van klager. Ook vanuit de PI Zwolle is positief geadviseerd over het verzoek tot overplaatsing. Verweerder lijkt klagers verzoek met name te hebben afgewezen, omdat hij zijn zorgen omtrent zijn eigen veiligheid niet met het inrichtingspersoneel zou hebben besproken. Klager merkt hierover op dat de inrichting dit kennelijk – gelet op het positieve advies – niet als beletsel heeft ervaren. Daarnaast is klager op geen enkele manier gehouden of verplicht om zijn zorgen omtrent zijn eigen veiligheid bij het inrichtingspersoneel neer te leggen.

Klager ervaart een dreiging binnen de PI Zwolle en wenst deze dreiging – door middel van de verzochte overplaatsing – af te wenden. Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing ten onrechte, althans ondeugdelijk gemotiveerd, afgewezen.

 

Standpunt van verweerder

Naar aanleiding van een selectievoorstel van de directeur van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn van 29 oktober 2019 is klager – vanwege doorplaatsing na een veroordeling in eerste aanleg – bij selectiebeslissing van 6 november 2019 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de PI Zwolle. Bij het nemen van de selectiebeslissing heeft verweerder rekening gehouden met klagers tweede voorkeur (klagers eerste voorkeur was de PI Arnhem) en artikel 25 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in acht genomen.

Klager heeft in zijn beroepschrift dezelfde redenen voor overplaatsing aangevoerd als in zijn motivatiebrief. Verweerder verwijst dan ook naar de beslissing van 8 oktober 2020 en heeft hierop het volgende aangevuld. Verweerder heeft – in verband met het ingestelde beroep – bij de directeur van de PI Zwolle geïnformeerd naar de stand van zaken omtrent klager en zijn stelling zich binnen de inrichting niet langer in voldoende mate veilig te voelen. De directeur van de PI Zwolle heeft bij e-mail van 19 oktober 2020 laten weten dat er verder geen informatie kon worden geven, omdat klager aan zijn mentor of aan het inrichtingspersoneel geen openheid van zaken heeft gegeven. Nu klager geen openheid van zaken geeft, kan zijn verzoek niet worden getoetst. Verweerder ziet daarom geen enkele reden om de beslissing van 8 oktober 2020 te herzien.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Zwolle. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Esserheem, ter bescherming van zijn eigen veiligheid. Daarnaast heeft klager, zo blijkt uit zijn motivatiebrief van 29 juli 2020, verzocht om overplaatsing naar de locatie Esserheem, omdat hij de veiligheid van zijn bezoek wil waarborgen, hij geen bezoek meer ontvangt uit de omgeving Doetinchem en hij op het moment dat hij in aanmerking komt voor detentiefasering makkelijker kan doorstromen.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Klagers vestigingsadres ligt in de gemeente Doetinchem, gelegen in het arrondissement Gelderland. Hij is geplaatst in een gevangenis aanpalend aan het arrondissement van vestiging. De inrichting waar klager zou willen verblijven ligt echter niet in het arrondissement van vestiging of aanpalend, maar in het arrondissement Noord-Nederland. Daarom moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden om het verzoek tot overplaatsing te kunnen honoreren.

Klager wil worden overgeplaatst vanwege zijn eigen veiligheid, maar uit het selectieadvies van 27 augustus 2020 is niet naar voren gekomen dat er aanwijzingen bestaan dat klager voor zijn eigen veiligheid moet vrezen of dat bij de inrichting een reële bedreiging bekend is. Verder volgt uit het selectieadvies dat klager het vanaf het begin van zijn verblijf in de PI Zwolle tot aan het opstellen van het selectieadvies op de afdeling prima doet. Klager doet wat van hem gevraagd wordt, is vriendelijk en beleefd. Daarnaast is klager vriendelijk en ontspannen in de omgang en gaat hij met iedereen eigenlijk wel goed om. Uit het dossier blijkt dat door verweerder navraag is gedaan bij de directeur van de PI Zwolle of de door klager gegeven bezwaren steekhoudend zijn. Volgens de directeur van de inrichting kan er geen informatie worden geven, omdat klager aan zijn mentor of aan het inrichtingspersoneel geen openheid van zaken heeft gegeven. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de informatie uit het selectieadvies en aan de juistheid van de informatie van de directeur van de inrichting. Bovendien heeft klager de gronden waarop zijn vrees voor represailles in deze inrichting is gebaseerd, onvoldoende onderbouwd of geconcretiseerd.

De beroepscommissie stelt op basis van het selectieadvies van 27 augustus 2020 en de overgelegde bezoekerslijst vast dat klager niet is verstoken van bezoek. Klager noemt in zijn motivatiebrief dat het voor zijn bezoek geen meerwaarde heeft om in de PI Zwolle te blijven, omdat hij – nu zijn ouders gaan emigreren – geen bezoek meer ontvangt uit de omgeving van Doetinchem. Klager heeft echter niet duidelijk gemaakt van wie hij precies bezoek zou willen ontvangen en waarom zijn bezoek niet of moeizaam naar de PI Zwolle kan komen en wel naar de locatie Esserheem.

De beroepscommissie merkt ten aanzien van klagers vrees voor de veiligheid van zijn bezoekers op dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is en geen steun vindt in het dossier. Klager heeft immers sinds zijn verblijf in de PI Zwolle al een aantal keren bezoek ontvangen dat zonder incidenten is verlopen.

Voor wat betreft klagers toekomstige detentiefaseringstraject overweegt de beroepscommissie dat het vanuit iedere inrichting mogelijk is om te faseren, indien een gedetineerde daarvoor in aanmerking komt.

Er is dan ook niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder klager had moeten overplaatsen. Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 21 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven