Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20815/GB, 19 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20815/GB 

           

Betreft [Klager]

Datum 19 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 maart 2021 klager opgeroepen om zich op 13 april 2021 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn, voor het ondergaan van zestig dagen gevangenisstraf. Om de beroepscommissie in de gelegenheid te stellen om op het onderhavige beroep te beslissen, heeft klager op 8 april 2021 een nieuwe oproep ontvangen, waarin staat dat hij zich op 22 april 2021 moet melden in de PI Alphen voor het ondergaan van voormelde gevangenisstraf.

Klager heeft verzocht om intrekking van de oproep van 16 maart 2021. Verweerder heeft dat verzoek op 7 april 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. P.W.M. Huisman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft, nadat zijn veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op 12 mei 2020 onherroepelijk is geworden, op 9 juli 2020 een gratieverzoek ingediend, waarin hij primair heeft verzocht om hem gratie van de hem opgelegde gevangenisstraf te verlenen en subsidiair om de hem opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een te verrichten taakstraf. Op 29 juli 2020 is meegedeeld dat het gratieverzoek opschortende werking van rechtswege heeft. Op 5 oktober 2020 is klager vervolgens meegedeeld dat het gratieverzoek is afgewezen, onder meer omdat onvoldoende documentatie ten aanzien van de gezondheidstoestand van klagers moeder was aangeleverd. Vervolgens heeft klager op 1 december 2020 een hernieuwd gratieverzoek ingediend, waarin een nadere toelichting is gegeven op de gezondheidstoestand van klagers moeder. Op 18 februari 2021 heeft klager verzocht om opschortende werking te verlenen aan het op 1 december 2020 ingediende gratieverzoek, nu op het op 9 juli 2020 ingediende gratieverzoek niet is beslist op het subsidiaire verzoek om klager in aanmerking te brengen voor een taakstraf. In zoverre is sprake van een beoordeling van het op 9 juli 2020 ingediende gratieverzoek, waaraan opschortende werking moet worden verleend. Klager heeft verweerder verzocht om het gratieverzoek expliciet te ondersteunen, dan wel het voorstel tot gratieverlening in overweging te nemen, hetgeen – volgens geldende beleidsregels – zou betekenen dat aan het gratieverzoek alsnog opschortende werking wordt verleend. Bovendien heeft klager het ministerie verzocht aanvullende informatie te verschaffen aan het Gerechtshof Amsterdam en het Openbaar Ministerie, die bij de beslissing tot het opleggen van de gevangenisstraf aan klager betrokken zijn geweest. Met die nadere informatie wordt beoogd het alsnog mogelijk te maken dat aan klager een taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.

Het is onredelijk dat klager per se nu een gevangenisstraf moet ondergaan, terwijl nog niet is beslist op het gratieverzoek en de mogelijkheid dat in plaats van een gevangenisstraf alsnog een taakstraf wordt opgelegd, bepaald niet kan worden uitgesloten. De redenen voor afwijzing van het verzoek tot intrekking van de oproep zijn, anders dan dat het gratieverzoek mogelijk niet wordt toegewezen, niet nader onderbouwd, terwijl een aanzienlijk aantal relevante feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht. Dit alles klemt temeer in verband met de dreiging van het Covid-19-virus.

In een PI bestaan, meer dan daarbuiten, coronarisico’s. Deze risico’s vormen voor klager vanwege zijn leeftijd – hij is 65 jaar oud – een extra grote bedreiging. De stelling dat klager in een huis van bewaring (HVB) niet meer risico zou kunnen lopen dan daarbuiten lijkt, gezien de recente uitbraken van het coronavirus in de PI Alphen, onjuist. Klagers broer, die een uitstekende conditie had en twee jaar jonger is dan klager, is in het najaar van 2020 met een coronabesmetting in het ziekenhuis opgenomen, waar hij op de intensive care is verpleegd en in slaap gehouden. Hij is in november 2020 uit het ziekenhuis ontslagen, maar tot op heden nog slechts beperkt inzetbaar. Klager wil niet dat hem iets soortgelijks overkomt. Hij heeft de mate waarin hij risico loopt op dit moment volledig zelf in de hand. Dat is niet langer het geval als hij twee maanden in het HVB van de PI Alphen zou moeten verblijven.

Standpunt van verweerder

Het namens klager ingediende gratieverzoek met nagezonden stukken heeft niet tot het verlenen van schorsende werking tot de eindbeoordeling van het gratieverzoek geleid. Na de bestreden beslissing van 7 april 2021 is bericht van de afdeling Gratie ontvangen dat er geen schorsende werking wordt verleend. De inhoudelijke beoordeling van een gratieverzoek behoort niet tot de bevoegdheden van verweerder.

Met betrekking tot de dreiging van het Covid-19-virus geldt dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een aantal ingrijpende maatregelen heeft getroffen om verspreiding van het coronavirus binnen de inrichtingen te voorkomen, hetgeen noodzakelijk is om de gezondheid en veiligheid van medewerkers en justitiabelen te waarborgen. Mede als gevolg van deze maatregelen en de naleving daarvan door medewerkers en justitiabelen is het aantal besmettingen in de inrichtingen tot nu toe beperkt gebleven. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) houdt de situatie rond het coronavirus in de gaten en past de informatie en richtlijnen aan bij nieuwe ontwikkelingen. De DJI vertaalt deze informatie en richtlijnen naar de omstandigheden binnen de organisatie. Dit betekent dat de gezondheid van alle gedetineerden – met name van gedetineerden die tot een eventuele risicogroep behoren – nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Vrees voor besmetting met het coronavirus is bovendien geen omstandigheid die een detentie in de weg staat.

Navraag bij de PI Alphen op 13 april 2021 heeft geleerd dat de PI Alphen weer volledig open is en dat – met inachtneming van alle RIVM-richtlijnen – een normaal dagprogramma wordt gedraaid. Zelfmelders komen binnen op de locatie Maatschapslaan en gaan acht dagen in quarantaine voordat zij doorstromen naar de gevangenisafdeling van de locatie Eikenlaan. Er zijn op dit moment geen coronagerelateerde gronden om zelfmelders niet op te roepen voor de PI Alphen.

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat hij de beslissing op zijn gratieverzoek wil afwachten, nu hij de kans reëel acht dat gratie wordt verleend ten aanzien van de aan hem opgelegde gevangenisstraf, dan wel dat deze wordt omgezet in een verplichting tot het verrichten van een taakstraf. Bovendien is hij bang dat hij besmet raakt met het coronavirus, hetgeen voor klager vanwege zijn leeftijd een extra grote bedreiging vormt. Het risico om besmet te raken is volgens hem in de PI groter dan daarbuiten.

Voor zover klager de beslissing op zijn op 1 december 2020 ingediende gratieverzoek wil afwachten, stelt de beroepscommissie vast dat de afdeling Gratie van de dienst Justis, die namens verweerder beslist of het gratieverzoek de strafuitvoering tijdelijk kan opschorten, te kennen heeft gegeven dat aan het herhaalde gratieverzoek geen opschortende werking wordt verleend. Uitgangspunt in de onderhavige procedure is dan ook dat klager de beslissing op het gratieverzoek niet in vrijheid mag afwachten, nu de selectiefunctionaris – die namens verweerder beslist over de plaatsing van gedetineerden – niet treedt in de beoordeling van een gratieverzoek. De mate waarin dat gratieverzoek al dan niet kansrijk zou zijn of de omstandigheid dat aan het eerder op 9 juli 2020 ingediende gratieverzoek wel opschortende werking was verleend en dat nog niet volledig op dat verzoek is beslist, doen daar niet aan af.

De beroepscommissie begrijpt de vrees van klager om in detentie besmet te raken met het coronavirus. De DJI, die verantwoordelijk is voor (de dagelijkse zorg van) gedetineerden, ziet er evenwel op toe dat de richtlijnen van het RIVM in detentie worden nageleefd en vertaald naar de organisatie. De richtlijnen worden aangepast indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. In de PI Alphen, waar klager zich moet melden, wordt met inachtneming van alle RIVM-richtlijnen een normaal dagprogramma gedraaid. Nieuwe inkomsten, onder wie zelfmelders, moeten acht dagen in quarantaine voordat zij doorstromen naar de gevangenisafdeling op de locatie Eikenlaan van de PI Alphen. Niet is gebleken dat klager een onevenredig groot risico zou lopen bij een verblijf in detentie, noch heeft hij onderbouwd dat hij gezondheidsklachten heeft die maken dat hij in detentie een onaanvaardbaar risico zou lopen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat er naar de inschatting van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering, die adviseert over de geschiktheid van gedetineerden tot het ondergaan van een detentie, geen aanwijzingen zijn dat de kans op besmetting met het coronavirus binnen een PI groter is dan daarbuiten. Het oproepen van gedetineerden voor het ondergaan van een aan hen opgelegde vrijheidsstraf is, sinds de uitbraak van het coronavirus in Nederland, al geruime tijd weer hervat. Niet is gebleken dat klagers situatie zodanig uitzonderlijk is dat hij in redelijkheid niet kon worden opgeroepen voor het ondergaan van de aan hem opgelegde gevangenisstraf.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven